De Hoge Raad heeft in een strafzaak geoordeeld dat het uit hoofde van een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst betaalde bedrag aan loonbelasting en kansspelbelasting aftrekbaar was. Deze belastingen stonden namelijk in directe relatie tot het gepleegde delict.
De rechter kan aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting opleggen tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (w.v.v.). Kosten die in directe relatie staan tot het delict mogen in mindering worden gebracht op de w.v.v. Onder kosten die in directe relatie staan tot het delict moeten die kosten worden gerekend die bespaard zouden zijn geweest als het delict niet zou zijn gepleegd. Daartoe kunnen ook kosten behoren die niet ten behoeve van de voltooiing van het delict zijn gemaakt en in zoverre dus niet noodzakelijk waren. De Hoge Raad oordeelde dat de achteraf betaalde loonbelasting en kansspelbelasting door een man die illegale lotto-activiteiten had verricht kosten waren die voor aftrek in aanmerking kwamen. De Hoge Raad merkte verder op dat bij de betaling van deze belastingen zich niet de situatie voordoet dat – als gevolg van het ‘fiscale mechanisme’ – de belastingheffing weer ongedaan gemaakt wordt indien en voor zover het w.v.v. weer wordt ontnomen. Dit zou met zich brengen dat bij de bepaling van de hoogte van het te betalen bedrag aan w.v.v. geen rekening mag worden gehouden met belastingheffing. Het ging in dit geval immers niet om heffingen over het bedrag van het door de man wederrechtelijk verkregen voordeel, maar om heffingen vanwege de uitkering van prijzen en het uitbetalen van lonen aan derden.
Wet: artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelbelasting en artikel 36e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht
Meer informatie: Hoge Raad, 10 november 2015 (gepubliceerd op 11 november 2015), ECLI:NL:HR:2015:3264
Geef een reactie