Het Belastingplan 2016 en bijbehorende Prinsjesdagstukken zijn op dinsdag 15 september 2015 om 15.15 uur door minister Dijsselbloem aangeboden aan de Tweede Kamer. Hieronder informeren wij u over de belangrijkste fiscale wijzigingen.
- Download Belastingplan 2016
- Download Advies RvS Belastingplan 2016
- Download Nader rapport Belastingplan 2016
Overige fiscale wetsvoorstellen
- Overige Fiscale Maatregelen 2016
- Wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015
- Tegemoetkomingen loondomein
- Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds
Vereenvoudiging belastingstelsel
Voor komend jaar stelt het kabinet een pakket kleinere vereenvoudigingen voor. Deze maatregelen zijn opgenomen in het Belastingplan 2016, het voorstel Overige Fiscale Maatregelen 2016 en de Wet tegemoetkomingen loondomein. Lees in aparte artikelen meer over de vereenvoudigingsmaatregelen in 2016 en over de te onderzoeken maatregelen voor vereenvoudiging.
Emigratielek AB-houders wordt gedicht
Als mensen met een aanmerkelijk belang emigreren, krijgen ze van de Belastingdienst een zogenoemde conserverende aanslag over de waardegroei van hun bezit in de periode dat zij in Nederland woonden. In de huidige situatie hoeft een emigrant deze aanslag alleen te voldoen als (nagenoeg) alle winstreserves in de vennootschap worden uitgekeerd of bij verkoop van de aandelen. Zolang dit niet gebeurt, hoeft de aanslag niet te worden betaald. De conserverende aanslag wordt kwijtgescholden na 10 jaar verblijf in het buitenland. In het Belastingplan 2016 wordt de kwijtschelding geschrapt. Geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders betalen straks evenveel en op hetzelfde moment belasting als niet-geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders.
De conserverende aanslag blijft voortaan voor onbepaalde tijd openstaan. Daarnaast verdwijnt de bepaling dat emigranten met een aanmerkelijk belang de conserverende aanslag slechts hoeven te voldoen bij een winstuitkering van 90% of meer. Voortaan moet bij iedere winstuitkering naar rato belasting worden betaald. Dit voorkomt dat mensen met een aanmerkelijk belang na emigratie een aanzienlijk deel van de winst incasseren zonder dat de Nederlandse fiscus dit (volledig) in de heffing kan betrekken.
Overgangsrecht
De voorgestelde maatregelen zijn van toepassing indien de belastbare feiten, die leiden tot een conserverende belastingaanslag over inkomen uit aanmerkelijk belang, zich hebben voorgedaan na bekendmaking van het wetsvoorstel op 15 september 2015, 15.15 uur. Een voorbeeld van een dergelijke omstandigheid is emigratie van een aanmerkelijkbelanghouder uit Nederland.
Terugwerkende kracht
Om anticipatiegedrag te voorkomen, stelt het kabinet voor aan de voorgenomen maatregelen terugwerkende kracht te verlenen tot en met 15 september 2015,15.15 uur. Hiermee wordt voorkomen dat belasting wordt ontweken door emigratie in de periode tussen publicatie van het wetsvoorstel en inwerkingtreding van de maatregel, waardoor alsnog aanzienlijke fiscale claims verloren gaan.
Erfpachtstructuren in de overdrachtsbelasting
Geconstateerd is dat in de praktijk als financieringsstructuur of voor de vervreemding van beleggingsvastgoed steeds vaker gebruik wordt gemaakt van de zogenoemde erfpachtlease in plaats van een “sale-en-leaseback” om heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen. Het kabinet stelt voor deze economische vergelijkbare gevallen gelijk te behandelen door niet meer toe te staan dat de grondslag waarover in geval van verkoop met gelijktijdige vestiging van een erfdienstbaarheid, een recht van erfpacht of een recht van opstal verminderd kan worden met de gekapitaliseerde waarde van de erfpacht canon of retributie.
Vermogensrendementsheffing Box 3
Het kabinet stelt in het Belastingplan een hervorming voor van de vermogensrendementsheffing in box 3. Het kabinet wil het forfaitaire rendement voortaan baseren op de gemiddelde verdeling van het box 3-vermogen over spaargeld en beleggingen (de vermogensmix) in combinatie met een in het verleden in de markt gerealiseerd rendement op beide componenten. Zowel het rendement op het spaardeel als op het beleggingsdeel wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de meest actueel beschikbare gegevens.
Er wordt dus niet gedifferentieerd naar de vermogenstitels die een belastingplichtige daadwerkelijk bezit, maar naar een gemiddelde vermogensverdeling over sparen en beleggen. Deze gemiddelde vermogensmix is gebaseerd op de belastingaangiften.
Het spaargeld in de vermogensmix (het spaardeel) betreft het nettospaargeld, namelijk de bank- en spaartegoeden in box 3 verminderd met de schulden in box 3. De beleggingen in de vermogensmix (het beleggingsdeel) bestaan uit aandelen, obligaties, onroerende zaken en een restpost van andere vermogenstitels (te denken valt aan roerende zaken zoals kunst die als belegging worden gehouden of verhuurd worden).
Het kabinet handhaaft het vlakke tarief van 30%, ongeacht de vermogenstitel of de omvang van het vermogen. Het kabinet verhoogt het heffingvrije vermogen met ingang van 2017 naar € 25.000 per persoon (bedrag 2015: € 21.330). Het vermogen van de belastingplichtige wordt verdeeld over maximaal drie schijven, namelijk: € 0 tot € 100.000, € 100.000 tot € 1 miljoen en meer dan € 1 miljoen.
De belasting wordt dus bepaald aan de hand van drie stappen, namelijk:
- de gemiddelde verdeling van het vermogen per schijf over spaargeld en beleggingen (de vermogensmix)
- een voortschrijdend rendement voor spaargeld en voor beleggingen
- een vlak tarief van 30%.
Schenkingsvrijstelling
De vrijstelling voor een eenmalige schenking voor de eigen woning wordt verhoogd en verruimd. Het maximale schenkingsbedrag gaat vanaf 2017 structureel omhoog naar € 100.000. Daarnaast vervalt de beperking dat de schenking door een ouder aan een kind moet worden gedaan. De voorwaarde dat de ontvanger van een schenking tussen de 18 en 40 jaar oud moet zijn, blijft bestaan.
Tarieven belastingschijven 2016
Eerste schijf
In het Belastingplan 2014 is nog een verhoging van het tarief van de eerste schijf voorzien per 1 januari 2016 met 0,06%-punt. In het Belastingplan 2016 wordt het tarief van de eerste schijf verlaagd met 0,01%-punt. Beide maatregelen samen zorgen ervoor dat het tarief in de eerste schijf per 1 januari 2016 uitkomt op 36,55%.
Tweede en derde schijf
Het tarief van de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting bedraagt in 2015 42%. Met ingang van 1 januari 2016 wordt het tarief in beide schijven verlaagd met 1,85%-punt naar 40,15%.
Vierde schijf
Het tarief van de vierde schijf blijft onveranderd op 52%.
Toptarief
De inkomensgrens waar het toptarief begint wordt verhoogd (budgettair belang van € 0,8 miljard), waardoor mensen pas vanaf een hoger inkomen in het hoogste tarief vallen. Hiermee wordt het aangrijpingspunt van het toptarief meer vergelijkbaar met wat in andere landen gebruikelijk is.
Arbeidskorting
Op grond van het Belastingplan 2014 wordt de maximale arbeidskorting per 2016 met € 233 verhoogd en wordt de arbeidskorting volledig afgebouwd voor hogere inkomens. Het Belastingplan 2015 verlaagt het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting per 2016 met € 500. Op grond van de besluitvorming van dit jaar wordt het maximumbedrag van de arbeidskorting, nadat dit bedrag geïndexeerd is, met € 638 extra verhoogd. Het startpunt van de afbouw met 4% van het arbeidsinkomen wordt, nadat dit startpunt geïndexeerd is, met € 638/4% = € 15.950 verlaagd. Ten opzichte van de eerdere maatregelen voor 2016 profiteren arbeidsinkomens tussen circa € 9000 en circa € 50.000 van een hogere arbeidskorting van maximaal € 638. Voor andere arbeidsinkomens heeft de besluitvorming van dit jaar geen effect op de hoogte van de arbeidskorting, maar zij profiteren wel van de verhoging van de arbeidskorting zoals bepaald in het Belastingplan 2014.
Afbouw algemene heffingskorting
De bovenstaande maatregelen worden, naast de structurele netto lastenverlichting, mede gefinancierd door een afbouw van de algemene heffingskorting voor hogere inkomens. Het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting wordt per 2016 verhoogd met 2,476%-punt, waarvan 1%-punt verhoging volgt uit het Belastingplan 2015. In 2016 komt het afbouwpercentage daarmee op 4,796%. In 2015 wordt de algemene heffingskorting niet verder afgebouwd dan tot € 1342. Zonder verdere aanpassingen in het Belastingplan 2016, zou de algemene heffingskorting in 2016 op grond van het Belastingplan 2015, na indexatie, afgebouwd worden tot € 991. De aanpassingen in dit wetsvoorstel leiden er echter toe dat deze korting volledig wordt afgebouwd. In 2015 loopt het afbouwtraject van circa € 20.000 tot circa € 57.000. In 2016 loopt het afbouwtraject van circa € 20.000 tot circa € 66.000. Verder wordt in dit wetsvoorstel geregeld dat het startpunt van de afbouw van de algemene heffingskorting structureel wordt gekoppeld aan het eindpunt van de eerste schijf van de inkomstenbelasting. Daarnaast wordt het eindpunt van die afbouw structureel gekoppeld aan het eindpunt van de derde schijf.
Lage-inkomensvoordeel werkgevers
Ook voor werkgevers wordt de wig verkleind, wat het aantrekkelijker maakt om mensen aan te nemen en in dienst te houden. Dat geldt vooral voor de onderkant van de arbeidsmarkt door de introductie in 2017 van een tegemoetkoming van maximaal € 2000 per jaar voor werkgevers die werknemers rond het minimumloon in dienst hebben (het zogenoemde lage-inkomensvoordeel, LIV).
Extra stimulering mkb / startups
Het kabinet stelt per 2017 € 50 miljoen beschikbaar voor de stimulering van startups/mkb. Het komende jaar wordt vastgesteld op welke wijze dit wordt vormgegeven als aanvulling op reeds bestaande faciliteiten voor startups/mkb, zoals de seed-capital regeling en de co-investeringsfaciliteit.
Prinsjesdagspecial
Een uitgebreide, overzichtelijke samenvatting ontvangen van de fiscale wijzigingen uit de Prinsjesdagstukken? Bestel de Prinsjesdagspecial! Ook in het Engels verkrijgbaar.
Geef een reactie