Ook als de ontvanger van de belastingen geen toestemming verleent voor de overname van een belastingschuld, kan de schuld toch overgaan voor wat betreft het regime van de terbeschikkingstelling. Het is daardoor mogelijk dat een vordering op de bv door verrekening met de overgenomen belastingschuld niet langer bestaat en dus geen terbeschikkingstelling vormt. De Hoge Raad heeft dit onlangs bevestigd.
De zaak was als volgt. Een man bezat alle certificaten van aandelen in een bv. Deze certificaten schonk hij begin 2008 aan zijn drie dochters onder de last hem een bedrag schuldig te erkennen. Deze vervreemding van zijn aanmerkelijk belang leidde tot een belastingschuld waarvoor uitstel werd verleend. Op 20 december 2010 droeg de man zijn vordering op zijn dochters over aan de bv. De bv nam daarbij ook de belastingschuld met betrekking tot het vervreemd aanmerkelijk belang over. Het verschil tussen de vordering en de belastingschuld werd verrekend met de rekening-courantschuld van de man aan de bv.
Overgang belang bij belastingschuld
Omdat de ontvanger geen toestemming had verleend voor de overname van de schuld, stelde de inspecteur dat de belastingschuld niet mocht worden verrekend met de gecedeerde vordering. Daardoor zou de man nog een vordering op zijn bv hebben en zou sprake zijn van terbeschikkingstelling. De man stelde echter dat de bv de ontvanger zou betalen als deze de man zou aanspreken voor de belastingschuld. De Hoge Raad leidde hieruit af dat een eventuele kwijtschelding door de ontvanger ten gunste kwam van de bv. Het belang bij de belastingschuld was dus wel degelijk overgegaan van de man naar de bv. Voor wat betreft de terbeschikkingstellingsregeling mocht de verrekening plaatsvinden en had de man geen vordering meer op de bv. En dus stelde hij niets ter beschikking aan de bv.
Wet: artikel 25, negende lid IW 1990 en artikelen 3.90 en 3.92 Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 12 augustus 2016, ECLI:NL:HR:2016:1900
Geef een reactie