Als een werkgever een ontslagvergoeding toekent als waardering voor in Nederland en in het buitenland verricht werk, moet men in principe de heffingsbevoegdheid splitsen.
Een man was heel 2017 woonachtig in Nederland. Hij had gedurende ongeveer 21 jaar op basis van een dienstbetrekking gewerkt bij een concern. De man verrichtte in de periode 1 november 1995 tot en met 31 augustus 2002 in Duitsland arbeid in dienst van een Duitse onderneming. Hij was van 1 september 2002 tot en met 31 mei 2017 in dienst bij een Nederlandse onderneming. Op 31 mei 2017 kende het concern de man een ontslagvergoeding toe van € 370.500. Volgens het concern moest men deze vergoeding zien als een waardering voor het goede werk dat de man in de afgelopen 21 jaar in Duitsland en Nederland voor het concern had verricht. De Belastingdienst merkte de hele ontslagvergoeding aan als Nederlandse inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Maar volgens de man was Duitsland heffingsbevoegd voor zover de ontslagvergoeding zag op de periode van 1 november 1995 tot en met 31 augustus 2002.
Beroep op OESO-commentaar
In de beroepsprocedure voor Rechtbank Gelderland doet de man een beroep op artikel 15 van het OESO-commentaar. Dit commentaar betreft heffingsbevoegdheid bij grensoverschrijdende ontslagvergoedingen. Het gaat dan in het bijzonder om de ontslagvergoeding die de werkgever op grond van een wettelijke of contractuele bepaling is verschuldigd. Zo’n vergoeding is te beschouwen als een beloning die valt onder het verdragsartikel voor inkomen uit niet-zelfstandige arbeid voor de laatste twaalf maanden van het dienstverband. Men dient deze vergoeding naar rato toe te rekenen aan de plaats waar het dienstverband tijdens die periode werd uitgeoefend. Bijzondere feiten en omstandigheden kunnen echter verplichten om van deze regel af te wijken. Bijvoorbeeld als de werkgever de ontslagvergoeding ziet als een vergoeding voor werk in Nederland en Duitsland, aldus de man. Rechtbank Gelderland is het op dit punt met hem eens.
Geen dubbele belasting
Toch baat het beroep op het OESO-commentaar de man hier niet. Om in aanmerking te komen voor voorkoming van dubbele belasting moet namelijk ten eerste sprake zijn van dubbele belastingheffing. Maar de rechtbank constateert dat Duitsland de ontslagvergoeding niet in de belastingheffing heeft betrokken. De Duitse fiscale autoriteiten hebben evenmin aanwijzingen gegeven dat van plan te zijn. De man heeft bovendien (nog) geen aangifte inkomstenbelasting over 2017 ingediend in Duitsland. Volgens de rechtbank is hier geen sprake van dubbele heffing en hoeft Nederland geen tegemoetkoming te geven.
Verdrag: art. 14 Verdrag NL-Duitsland
Geef een reactie