Het Register Belastingadviseurs (RB) ziet vooral aandachtspunten op het gebied van reikwijdte, bemiddeling bij verhuur onroerend goed en raadpleging van het UBO-register door instellingen bij de Implementatiewet wijziging vierde antiwitwasrichtlijn.
Het RB is voorstander van duidelijke en eenduidige regelgeving en het voorkomen van open of onduidelijke normen. Een criterium als ‘in hoofdzaak’ kan namelijk op verschillende manieren worden ingevuld. Belastingwetten kennen het gedefinieerde criterium ‘hoofdzakelijk’ al, misschien is dat een beter criterium om aan te houden. Verder moet goed worden gekeken naar de verhouding tot de richtlijn. Nu wordt namelijk een regeling voorgesteld die een stuk ruimer is dan de Europese richtlijn. Als het niet nodig is, moet een verdere reikwijdte worden voorkomen.
Bemiddeling bij verhuur og roept vragen op
Het RB vraagt zich af hoe bijvoorbeeld moet worden omgegaan met bemiddeling, waarbij de huurovereenkomst uiteindelijk niet tot stand komt? En geldt de Wwft voor de bemiddelaar, of moet worden gekeken naar iedere afzonderlijke bemiddeling van de bemiddelaar?
UBO-register nu alsnog verplicht inzien
Instellingen moeten bij hun cliëntenonderzoek ook vaststellen wie de uiteindelijk belanghebbende (UBO) is. Maar daarbij zijn zij wettelijk niet verplicht om het UBO-register te raadplegen. Het UBO-register geeft overigens ook geen 100% zekerheid of iemand wel de UBO is. Nu wordt echter voorgesteld dat instellingen moeten beschikken over een bewijs van inschrijving van de UBO in het UBO-register. Daarmee worden instellingen nu dus alsnog verplicht gesteld om het UBO-register te raadplegen en eventueel terugmeldingen te doen als zij daarbij stuiten op onjuistheden. Hiermee wordt een konijn uit de hoge hoed getoverd, aldus het RB.
Meer informatie: RB, 14 januari 2019
Geef een reactie