Cumulatie van btw kan onder meer optreden als een particulier een gebouw en het erbij behorende terrein – dat hij met btw belast verkreeg – levert aan een ondernemer die dit gebouw binnen de tweejaarstermijn voor de tweede of volgende keer met btw belast levert aan een (andere) particulier. De goedkeuring van de staatssecretaris is echter alleen bedoeld ter voorkoming van deze cumulatie van btw.
De levering van een (gedeelte van een) gebouw en het erbij behorende terrein is belast als deze levering plaatsvindt vóór, op of uiterlijk twee jaar nadat (het gedeelte van) het gebouw voor het eerst in gebruik is genomen. Het opnieuw belasten van de tweede of volgende levering van het gebouw en het bijbehorende terrein binnen die tweejaarstermijn kan leiden tot cumulatie van btw-druk. Om dit te voorkomen keurt de staatssecretaris in het besluit van 19 september 2013 het volgende goed. De verkoper/ondernemer hoeft onder voorwaarden bij de volgende belaste levering van het gebouw en het bijbehorende terrein alleen btw te voldoen, als de vergoeding voor deze levering de vergoeding overtreft waarover bij de eerste en eventueel latere leveringen btw is voldaan. Volgens Rechtbank Noord-Holland moet deze goedkeuring beperkt worden toegepast. De goedkeuring is daarom niet van toepassing bij een levering van bouwgrond door een ondernemer aan een particulier, gevolgd door een levering van dat grond aan een andere particulier, die op dat grond een woning laat bouwen door een bouwbedrijf dat vervolgens de onafgebouwde woning koopt en doorverkoopt aan een andere particulier. Weliswaar is bij de eerste transactie btw verschuldigd geweest door de verkoper die door de uiteindelijke koper niet in aftrek kon worden gebracht. De goedkeuring is volgens de rechter echter niet van toepassing op deze ‘cumulatie’ van btw. Wel vond de rechtbank dat de naheffingsaanslag te hoog was vastgesteld en verminderde de aanslag met ruim € 10.000.
Wet: artikel 11 lid 1 onderdeel a ten eerste van de Wet op de omzetbelasting 1968
Besluit 19 september 2013, BLKB 2013/1686M
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 8 september 2015 (gepubliceerd op 24 februari 2016), ECLI:NL:RBNNE:2015:4672
Geef een reactie