Als twee partijen erachter komen dat een gesloten overeenkomst onbedoelde fiscale gevolgen heeft, kunnen zij deze overeenkomst met een beroep op dwaling vernietigen. Maar dit heeft alleen zin als de overeenkomst ook echt ongedaan wordt gemaakt.
Zo voldeed een naar Panamees recht opgerichte rechtspersoon niet aan de voorwaarden voor een succesvol beroep op dwaling. Dit bedrijf was actief in de toeristenbranche en had de opbrengst van de verkoop van zijn cruiseschip uitgeleend aan zijn aandeelhouder, een Nederlandse bv. Bij het opstellen van de leningsovereenkomst gingen beide partijen ervan uit dat zij samen een fiscale eenheid konden vormen voor de vennootschapsbelasting. Hierdoor zou de schuldeiser de rentevergoeding onbelast kunnen ontvangen. Toen een fiscale eenheid niet mogelijk bleek, deed de rechtspersoon een beroep op wederzijdse dwaling. Rechtbank Haarlem concludeerde dat de partijen op zich aannemelijk maakten dat zij hadden gedwaald. De overeenkomst was daardoor vernietigbaar. Het probleem voor het toeristenbedrijf was echter dat de overeenkomst niet daadwerkelijk ongedaan was gemaakt. De bv beschikte nog steeds over het geleende geld, zodat de situatie niet in de oude staat was hersteld. De fiscale gevolgen van de leningsovereenkomst bleven daardoor in stand.
Wijziging voorwaarden
De rechtspersoon wilde het beroep op dwaling vervolgens nog gebruiken om met terugwerkende kracht de leningsvoorwaarden zo te wijzigen, dat sprake was van een hybride lening. De ontvangen rente zou dan vallen onder de deelnemingsvrijstelling. De rechtbank oordeelde dat een beroep op wederzijdse dwaling niet de mogelijkheid biedt om leningsvoorwaarden met terugwerkende kracht te wijzigen. Het beroep op dwaling maakte alleen wijzigingen voor de toekomst mogelijk. Overigens had de lening ongeveer één jaar na het afsluiten van de overeenkomst dankzij een afspraak met de fiscus al de status van hybride lening verkregen. Het geschil zag alleen op de belastbaarheid van de rente over de tussenliggende periode.
Wet: artikelen 6:228, eerste lid, onderdeel c en 6:230 BW
Meer informatie: Rechtbank Haarlem, 20 juli 2012 (gepubliceerd 15 oktober 2013), ECLI:NL:RBHAA:2012:5283
Geef een reactie