Het bestuur van een stichting bestond uit twee personen, waarvan de voorzitter telkens de beslissende stem had. Hierdoor werd niet voldaan aan de beschikkingsmachtscriterium dat is gesteld bij de ANBI, zo oordeelde Rechtbank Gelderland.
In artikel 1a, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling AWR is als voorwaarde opgenomen voor de ANBI, dat moet blijken dat niemand over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen. In de zaak bij Rechtbank Gelderland bleek dat niet alleen in de statuten moet zijn opgenomen dat het niemand is toegestaan over het vermogen van de instelling te beschikken als ware het zijn eigen vermogen, maar dat zowel de statuten als de interne organisatie van de instelling dit ook feitelijk onmogelijk moeten maken. Een natuurlijk persoon of rechtspersoon mag niet de meerderheid van de zeggenschap hebben binnen een instelling. Hiervan was in deze zaak juist wel sprake. Er was een tweehoofdig bestuur en de voorzitter kon bij het staken van de stemmen telkens de uiteindelijk doorslaggevende stem uitbrengen. De beslissingsmacht over het vermogen van de stichting lag daarom zowel juridisch als feitelijk bij de voorzitter. Er werd dus niet voldaan aan de eerdergenoemde voorwaarde. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de stichting terecht niet als ANBI had aangemerkt.
Wet: artikel 1a, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling AWR
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 24 maart 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1934
Geef een reactie