De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit van 20 januari 2017 over de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting geactualiseerd.
In het besluit neemt de staatssecretaris het standpunt in dat de deelnemingsvrijstelling alleen van toepassing kan zijn op gedekte optierechten. Dat wil zeggen dat de optieschrijver, respectievelijk de optiehouder, de onderliggende aandelen – waarop het optiecontract betrekking heeft – daadwerkelijk in bezit heeft. Daarnaast moet dit aandelenbezit bij de optieschrijver, respectievelijk optiehouder, ook tot een deelneming behoren. In het besluit wordt dit standpunt ook nader uitgewerkt ten aanzien van de meesleepregeling (art. 13, lid 4, Wet VPB 1969), de meetrekregeling (art. 13, lid 5, Wet VPB 1969) en de aflopende deelneming (art. 13, lid 16, Wet VPB 1969). Ook heeft de staatssecretaris de goedkeuring dat een vereenvoudigde ontbindingsprocedure als een ontbinding en vereffening in de zin van art. 13d, lid 11, Wet VPB 1969 kan worden aangemerkt, met twee nieuwe voorwaarden aangevuld.
Binnenkort verschijnt een verdiepingsartikel over dit onderwerp op Taxence.
Geef een reactie