Het besluit Heffing privégebruik auto en toepassing BUA is geactualiseerd. Dit besluit gaat over de vaststelling van btw die is verschuldigd voor het privégebruik van (ook zakelijk gebruikte) auto’s.
Het privégebruik auto is belast op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het besluit bevat onder meer een goedkeuring in paragraaf 2.2. om de wegens privégebruik verschuldigde btw per auto vast te stellen via een forfaitaire berekening. Deze goedkeuring geldt zowel voor ondernemers die zelf een auto voor privédoeleinden gebruiken als voor ondernemers die aan hun werknemers een auto mede voor privédoeleinden ter beschikking stellen. Onder gebruik voor privédoeleinden valt (zowel voor werknemers als ondernemers) ook het zogenoemde woon-werkverkeer. In onderdeel 3 wordt ingegaan op de toepassing van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 voor de verstrekking van parkeergelegenheid, fietsen en gratis kerstpakketten.
De goedkeuring in paragraaf 2.2 in geval van een van het kalenderjaar afwijkend boekjaar, is vervallen vanwege de aanpassing van artikel 13, vierde lid, Wet op de omzetbelasting 1968. Eveneens in paragraaf 2.2 is het arrest van de Hoge Raad verwerkt van 21 april 2017, nr. 15/02212, ECLI:NL:HR:2017:713. Verder is in paragraaf 2.2 verduidelijkt in welk geval toepassing van het forfait ertoe kan leiden dat méér is verschuldigd dan de in dat jaar in aftrek gebrachte btw voor de desbetreffende auto(‘s). In paragraaf 2.4 zijn de begrippen ‘gemaakte kosten’ en ‘afschrijvingskosten’ verduidelijkt. In verband met het tijdsverloop zijn paragraaf 3.2. (Verbindendheid BUA) en paragraaf 3.3. (Aftrekcorrectie voor privégebruik auto (situatie tot 1 juli 2011) vervallen. Het besluit treedt in werking met ingang van 4 juli 2020.
Meer informatie: Ministerie van Financien, Besluit van 25 juni 2020, nr. 2020-4366, 3 juli 2020
Dagelijks op de hoogte blijven van het laatste fiscale nieuws? Meld u nu aan voor de nieuwsbrief van Taxence!
Geef een reactie