De staatssecretaris van Financiën heeft besloten, vooruitlopend op een wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, een goedkeuring te verlenen voor het achterwege laten van inhouding van dividendbelasting op (dividend)uitkeringen door NSW-vennootschappen.
In de Wet IB 2001 en de Wet VPB zijn vrijstellingen opgenomen in het kader van de Natuurschoonwet 1928. De Wet DB bevat een dergelijke vrijstelling niet. Dit betekent dat een NSW-vennootschap dividendbelasting moet inhouden op (dividend)uitkeringen aan de opbrengstgerechtigden.
Binnen de doelstellingen die ten grondslag liggen aan de fiscale behandeling van in de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoederen acht de staatssecretaris het passend om, via een wetswijziging, ook in de Wet DB een inhoudingsvrijstelling op te nemen. Hiermee wordt ook een vermindering bereikt van de administratieve lasten bij zowel NSW-vennootschappen als de Belastingdienst.
Goedkeuring
De staatssecretaris keurt, vooruitlopend op een wijziging van de Wet DB, goed dat inhouding van dividendbelasting achterwege mag blijven ten aanzien van de opbrengst van aandelen in, winstbewijzen van en geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet VPB aan vennootschappen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Wet VPB (NSW-vennootschap). Dit besluit treedt in werking met ingang van 24 juni 2020.
Meer informatie: Besluit van 5 juni 2020, nr. 2020-37677, Stcrt. 2020, 32912
Geef een reactie