De staatssecretaris van Financiën heeft een geactualiseerd besluit gepubliceerd met het beleid over de startersvrijstelling en het tarief van 2%.
Per 1 januari 2025 is in de Wet op belastingen van rechtsverkeer opgenomen dat de verkrijging van het recht op levering van een woning door een natuurlijk persoon in combinatie met de toegang tot die woning of de toestemming om enige werkzaamheden in of aan de woning te verrichten of te laten verrichten voorafgaande aan de verkrijging van die woning, onder voorwaarden niet wordt aangemerkt als een verkrijging van economische eigendom (artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer). Onderdeel 4 uit het besluit van 2 maart 2023, heeft daardoor zijn belang verloren en is daarom niet meer opgenomen. De overige onderdelen zijn overgenomen uit het besluit van 2 maart 2023. Daarbij zijn waar nodig ter verduidelijking enkele redactionele aanpassingen aangebracht, zonder inhoudelijke gevolgen. De onderdelen 5, 6 en 7 zijn vernummerd tot de onderdelen 4, 5 en 6.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat door de intrekking per 1 januari 2025 van het besluit van 2 maart 2023, de daarin in onderdeel 4 opgenomen goedkeuring komt te vervallen. Dit betekent dat voor de gevallen waarin de economische eigendom van een woning of van rechten waaraan deze is onderworpen uiterlijk op 31 december 2024 plaatsvindt, nog beroep kan worden gedaan op de goedkeuring, mits daarbij aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. De goedkeuring brengt mee dat ter gelegenheid van de opvolgende verkrijging van de juridische eigendom een beroep op de startersvrijstelling mogelijk is als aan alle voor toepassing van deze vrijstelling geldende voorwaarden wordt voldaan. Dit geldt ook in de situatie waarin de opvolgende verkrijging van de juridische eigendom na 31 december 2024 plaatsvindt.
Vindt de verkrijging van de economische eigendom plaats na 31 december 2024, dan geldt de goedkeuring niet meer en is een beroep hierop niet mogelijk. Vanaf 1 januari 2025 geldt de wettelijke regeling van artikel 2, derde lid, WBR. Dit betekent dat in het geval niet aan de in dit wetsartikel gestelde voorwaarden wordt voldaan er ter zake van de verkrijging van de economische eigendom sprake is van een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting.
Bron: Besluit van 4 december 2024, nr. 2024-19236, Ministerie van Financiën, Stcrt. 2024, 36104
Geef een reactie