Een bestuurder van een lichaam met rechtspersoonlijkheid kan met een tijdige melding van betalingsonmacht de kans sterk verkleinen dat de ontvanger van de belastingen hem aansprakelijk stelt voor niet betaalde loonheffing. Het enkele feit dat de bv de loonheffingen niet betaalt, ontslaat de bestuurder niet van zijn meldingsplicht.
Men kan stellen dat de fiscus al op de hoogte raakt van betalingsmoeilijkheden van een bv als deze bv haar loonheffingen niet (volledig) betaalt. Zo luidde ook de mening van de directeur en enig aandeelhouder van een bv in een zaak voor Hof Arnhem. Hij vond daarom dat in zo’n situatie de melding van betalingsonmacht achterwege kan blijven. Het hof concludeerde dat dit standpunt niet wordt ondersteund door enig wetsartikel en evenmin door de parlementaire geschiedenis van de meldingsplicht. Bovendien stelde het hof dat een bv vanwege andere redenen dan betalingsonmacht te weinig loonheffingen kan afdragen. De ontvanger kan dus niet zomaar ervan uitgaan dat een bv in financiële moeilijkheden verkeert als de afdracht van de loonheffing uitblijft.
Bewijsvermoeden
Vervolgens kwam het bewijsvermoeden rond de meldingsplicht aan de orde. Dit bewijsvermoeden houdt grofweg gezegd in dat de fiscus de bestuurder mag verwijten dat de belastingen niet zijn betaald als de bv geen melding van betalingsonmacht heeft gedaan. Bestuurders kunnen dit bewijsvermoeden alleen weerleggen door aannemelijk te maken dat zij geen schuld dragen voor het achterwege blijven van de melding. De dga stelde dat het bewijsvermoeden in strijd is met het Europees recht, maar het hof verwierp ook dat standpunt.
Wet: artikel 36, vierde lid IW 1990
Meer informatie: Hof Arnhem, 8 januari 2013 (gepubliceerd 25 januari 2013), LJN: BY9435
Geef een reactie