Aansprakelijkstelling voor niet afgedragen loonheffing is niet mogelijk als de bestuurder de loonheffing daadwerkelijk heeft gedragen. Hiervan was volgens de Hoge Raad echter geen sprake bij civielrechtelijke verrekening in rekening-courant.
Een bestuurder van een nv ontving jaarlijks een salaris van ƒ 500.000 en daarnaast van 1995 tot en met 2000 optierechten op aandelen. Vanwege financiële problemen in 1993 en 1994 kreeg de bestuurder een loonvordering op de nv van $ 1.000.000. In december 2001 werd de nv failliet verklaard. De nv had geen loonheffing ingehouden over de voordelen van de bestuurder ten aanzien van kwijtgescholden leningen, niet-betaalde rente en toegekende aandelenopties. De bestuurder werd daarvoor aansprakelijk gesteld, tot een bedrag van ruim € 2,5 miljoen, en ging daartegen in bezwaar. De opties werden daarop lager gewaardeerd, maar bij wijze van interne compensatie werden alsnog andere genoten loonbestanddelen meegenomen. Eerder verklaarden de rechtbank en het hof het beroep van de bestuurder gegrond en verminderden de aansprakelijkstelling tot bijna € 165.000. Beide partijen gingen daartegen in cassatie. Volgens de Hoge Raad is er geen plaats voor aansprakelijkstelling als een werknemer de loonheffing daadwerkelijk heeft gedragen. De verrekening in de rekening-courant met de nv, leidde er echter niet toe dat de belasting op grond van de naheffing al door de bestuurder was gedragen. De verrekening kon namelijk niet verder terugwerken dan het moment waarop de vordering ontstond, zijnde 29 april 2011 (uitspraak rechtbank). Het beroep van de bestuurder verklaarde de Hoge Raad daarom ongegrond. De ontvanger had meer succes met zijn beroep in cassatie. In tegenstelling tot het hof oordeelde de Hoge Raad dat de toegepaste interne compensatie was toegestaan. Verwijzing naar Hof Amsterdam volgde voor nader onderzoek of de bestuurder de voor interne compensatie aangevoerde loonbestanddelen had genoten.
Wet: artikel 38 Invorderingswet, artikel 6:127 lid 2 en 6:129 lid 1 BW
Meer informatie: Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:644
Geef een reactie