Ook al betaalt de Raad voor de Rechtspraak een immateriële schadevergoeding uit, dan wil dat niet zeggen dat daarmee de kous af is. Strikt genomen kan de rechter dan in een vervolgprocedure tot een lagere vergoeding komen.
Hof Den Haag had een vrouw een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toegekend van € 2.000. Het hof had daarbij verzuimd de minister van Veiligheid en Justitie deel te laten nemen als partij in het geding. Toen de vrouw hierover sprak met een medewerkster van de Raad voor de Rechtspraak (RvdR), zei deze medewerkster dat dit vaker voorkwam maar voor de RvdR geen reden was de schadevergoeding niet uit te betalen. En inderdaad kreeg de vrouw de schadevergoeding uitbetaald. De staatssecretaris van Financiën ging echter in cassatie en de Hoge Raad zag in het verzuim van Hof Den Haag reden om de zaak door te verwijzen naar Hof Amsterdam. Voor dit verwijzingshof nam de RvdR het standpunt in dat de vrouw maar recht had op een schadevergoeding van € 1.500.
Geen opgewekt vertrouwen
De vrouw nam als primair standpunt in dat de RvdR bij haar vertrouwen had opgewekt dat zij recht had op de schadevergoeding van € 2.000. Volgens Hof Amsterdam zou dit beroep alleen slagen als:
- de omstandigheden bij de vrouw de indruk hadden kunnen wekken dat de RvdR het standpunt innam dat de vrouw recht had op een schadevergoeding van € 2.000; of
- de RvdR een uitlating had gedaan die de vrouw kon opvatten als een toezegging waaraan zij het vertrouwen mocht ontlenen dat de RvdR na kennisneming van alle vereiste bijzonderheden van dit geval vond dat zij recht had op de uitbetaalde immateriële schadevergoeding.
Aan deze voorwaarden was niet voldaan. De RvdR had namelijk niet gezegd dat de zaak met de uitbetaling was afgedaan en beschikte tijdens het gesprek evenmin over alle relevante gegevens. Dit alles nam echter niet weg dat Hof Amsterdam de hoogte van de immateriële schadevergoeding op grond van de omstandigheden stelde op € 2.000.
Meer informatie: Hof Amsterdam, 11 mei 2016 (gepubliceerd 18 mei 2016), ECLI:NL:GHAMS:2016:1228
Geef een reactie