Of de ondernemer terecht het nultarief omzetbelasting heeft toegepast bij verkoop van de helft van de eigendom van paarden is afhankelijk van het vervoer van die paarden. In een aantal gevallen heeft de ondernemer bewezen dat de paarden in verband met de verkoop zijn vervoerd naar het buitenland.
In 2012 verkoopt een btw-ondernemer 50% van de eigendom van negen paarden aan kopers in België, Zweden en de Verenigde Staten. Hij berekent daarbij geen omzetbelasting, omdat hij van mening is dat geen sprake is geweest van leveringen. Als sprake is van een dienst, dan heeft Nederland geen heffingsbevoegdheid. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag opgelegd.
Rechtbank: paarden zijn geleverd
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. De rechtbank leidt uit de overgelegde stukken af dat de kopers van de paarden na de verkoop en levering steeds, al dan niet samen met de verkoper, als mede-eigenaar over de paarden konden beschikken als ware zij mede-eigenaar daarvan. Daarom is aannemelijk dat sprake is van levering van de helft van de eigendom van de paarden aan de kopers.
Toepassing nultarief
Vervolgens gaat de rechtbank in op de vraag of de ondernemer recht heeft op toepassing van het nultarief omzetbelasting vanwege intracommunautaire levering of export. In een aantal gevallen is het vervoer van de paarden naar België en Zweden aannemelijk gemaakt door verklaringen van de kopers en de door deze aangegeven intracommunautaire verwerving. In een geval dat er tussen de verkoop en het vervoer een langere periode zat, heeft de ondernemer daarvoor een geloofwaardige verklaring. Met de koper was afgesproken dat het paard eerst ‘geperfectioneerd’ zou worden.
Nultarief geweigerd
In de gevallen dat niet uit de boeken en bescheiden kon worden afgeleid dat het paard in verband met de levering was vervoerd, heeft de rechtbank toepassing van het nultarief geweigerd. Zo was een aantal keer op vervoersdocumenten een andere vennootschap als exporteur vermeld en was ook de koper niet goed vermeld. Ook kon de ondernemer in een geval niet aannemelijk maken dat het vervoer van een paard naar de VS verband hield met de verkoop van het paard. Tussen de verkoop op 22 november 2012 en de levering op 8 mei 2013 zat een te lange periode waarvoor geen bewijs kon worden geleverd dat er een verband tussen verkoop en vervoer was.
Wet: art. 9 lid 2 Wet OB
Geef een reactie