Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij een schenking van aanmerkelijkbelangaandelen in een holding de verkrijger per zelfstandige onderneming moet kijken of de holding deze onderneming lang genoeg drijft.
Om de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) te mogen toepassen bij de schenking van aanmerkelijkbelangaandelen, moet onder meer de schenker voldoen aan de zogeheten bezitseis. Deze eis houdt in dat de schenker de desbetreffende aandelen al bezat gedurende de vijf jaren vóór de schenking. Bovendien moet het lichaam waarin de schenker een aanmerkelijk belang hield in deze vijf jaar de onderneming drijven. In de zaak voor de rechtbank had een man van zijn ouders alle aandelen verkregen in een holding. Deze holding bezat weer aandelen in drie B.V.’s. Daarnaast participeerde de holding zowel direct als indirect in een paar vof’s.
Toetsen
Volgens de rechtbank moet men in zo’n situatie per (zelfstandige) onderneming toetsen of de holding voldoet aan de bezitseis. Een ruimere interpretatie zou ertoe leiden dat de bezitseis gemakkelijk is te ontlopen door in het zicht van een schenking privé- of beleggingsvermogen om te zetten in vrijgesteld ondernemingsvermogen. In deze zaak had de holding binnen de vijfjaarstermijn een (in)direct belang in twee B.V.’s verkregen. Voor zover de waarde van de holding betrekking had op het vermogen van deze B.V.’s, was de BOF niet van toepassing.
Wet: art. 35b, eerste lid, 35c en 35d, eerste lid, onderdeel c SW 1956 en art. 3.2 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank-Zeeland-West-Brabant 30 november 2018 (gepubliceerd 8 maart 2019), ECLI:NL:RBZWB:2018:6631
Geef een reactie