Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de Belastingdienst negatieve suppletieaangiften omzetbelasting mag opvatten als bezwaarschriften. Dat betekent dat deze suppletieaangiften ook onder de bezwaartermijn vallen.
In de desbetreffende zaak had de exploitant van een snackbar over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een nihilaangifte ingediend. Over het jaar 2013 had hij nagelaten een btw-aangifte in te dienen, wat hem een naheffingsaanslag opleverde. Bijna anderhalf jaar later diende hij negatieve suppletieaangiften omzetbelasting in over de jaren 2012 en 2013. De inspecteur merkte de suppleties in eerste instantie aan als bezwaarschriften. Deze bezwaarschriften waren volgens hem niet-ontvankelijk omdat ze buiten de bezwaartermijn waren ingediend. Hij merkte daarom de suppleties aan als verzoeken om ambtshalve vermindering die hij afwees. De ondernemer was het niet eens met deze gang van zaken. Hij stelde voor het hof dat de Belastingdienst op een suppletie moet beslissen bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het hof verwerpt dit standpunt en oordeelt dat de inspecteur correct heeft gehandeld.
Wet: art 6:7 Awb en artt. 10a en 26 AWR
Besluit: art. 15 UB OB 1968
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 29 mei 2018 (gepubliceerd 1 augustus 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:1694
Geef een reactie