Bevat een per post verzonden beroepschrift alleen een poststempel van de belanghebbende zelf? Dan is dit stuk op tijd verzonden als het hooguit twee werkdagen na het verstrijken van de beroepstermijn binnen is bij de belastingrechter.
Wanneer een vennootschap een deel van een openstaande vennootschapsbelastingschuld betaalt, past de fiscus een verrekening toe met openstaande kosten en berekende invorderingsrente. Daarop gaat de vennootschap in bezwaar en beroep tegen deze verrekening. Hof Amsterdam ontvangt op 27 november 2021 een fax met het beroepschrift van de vennootschap. Op 30 november 2021 komt ook een versie van het beroepschrift binnen, maar dan per post. In deze zaak is vrijdag 26 november 2021 de laatste dag van de termijn voor het instellen van het hoger beroep. Hoewel de vennootschap misschien in de avond van 26 november heeft geprobeerd de fax te versturen, oordeelt het hof dat de fax te laat is.
Beroepschrift is volgens de tweedagenregel tijdig verzonden
Maar het per post verstuurde beroepschrift is misschien wel tijdig. De vennootschap stelt namelijk dat zij dit beroepschrift door PostNL heeft laten verzenden. Bovendien is het beroepschrift niet later dan een week na het einde van de beroepstermijn bij het hof binnengekomen. Op de envelop met het beroepschrift staat alleen de eigen poststempel van de vennootschap, maar niet de poststempel van PostNL of enig andere postbezorger. In dat geval is de zogeheten tweedagenregel van toepassing. Deze regel houdt in dat in beginsel een beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen. Zie ook NTFR 2011/2371. De Belastingdienst kan eventueel tegenbewijs leveren. In deze zaak levert de inspecteur dit tegenbewijs echter niet. Omdat aan de tweedagenregel is voldaan, is het beroepschrift ontvankelijk.
Toekenning van wettelijke rente en kostenvergoedingen
Vervolgens oordeelt het hof dat de Belastingdienst de verrekening heeft mogen toepassen en de invorderingsrente correct heeft berekend. Toch is het hoger beroep van de vennootschap gegrond. In de voorafgaande zaak heeft rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2021:9975) namelijk verzuimd om de Staat een bepaalde verplichting op te leggen waarom de vennootschap had verzocht. Het gaat om de verplichting om wettelijke rente te vergoeden over de vergoedingen van de immateriële schade en het griffierecht, als de vennootschap deze bedragen niet binnen vier weken na openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank ontvangt. Daarnaast heeft de vennootschap recht op een vergoeding voor de reis- en verletkosten van haar gemachtigde en een vergoeding voor een overlegd uittreksel uit het handelsregister.
Geef een reactie