Ook een woning waarin de eigenaar door zijn werkzaamheden weinig verblijft kan voor duurzame zelfbewoning zijn bestemd. Niet vereist is dat die woning hoofdverblijf is. Bij inbreng van die woning in een onderneming moet de ondernemer een correctie toepassen op de inbrengwaarde.
Een dga vormde samen met een B.V. een vennootschap onder firma. Bij aankoop van een appartementsrecht activeerde hij dat zijn aandeel in de onverdeelde helft van dat recht voor de werkelijke waarde. Na verbreking van de samenleving nam de dga het aandeel in het appartement van zijn ex-partner over en activeerde dit ook voor de actuele waarde. Een aantal jaar later staakte de dga zijn deelname in de vennootschap onder firma en bracht het appartementsrecht naar privé over tegen 65% van de waarde in het economische verkeer. Hierbij leed de ondernemer een verlies. De inspecteur corrigeerde dit verlies. In geschil bij Rechtbank Noord-Holland is of de inbrengwaarde van het appartementsrecht wegens zelfbewoning moet worden gecorrigeerd. De dga stelde dat geen sprake was van duurzame zelfbewoning. Rechtbank Noord-Holland vindt van wel. In de akte van levering stond dat het appartementsrecht alleen het gebruik van een woning inhield. Verder kan van duurzame zelfbewoning ook sprake zijn als het verblijf gerelateerd is aan het verrichten van werkzaamheden. De omstandigheid dat de dga in een andere plaats nog de zorg had voor een autistische zoon, stond er niet aan in de weg dat de dga veel weg was van de plaats waar hij zijn hoofdverblijf had. Dit was daarom geen argument dat geen sprake zou zijn van duurzame zelfbewoning. Ook het hebben van een hoofdverblijf is volgens de rechtbank niet noodzakelijk om tot het oordeel te komen dat sprake is van duurzame zelfbewoning. De inspecteur is voor de inbrengwaarde terecht uitgegaan van 65% van de waarde in het economische verkeer.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 20 augustus 2018 (gepubliceerd op 29 augustus 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:7067
Geef een reactie