De voorlichting van burgers is voor de Belastingdienst een belangrijke, maar ook een complexe taak. Ingewikkelde belastingwetten moeten op begrijpelijke wijze worden uitgelegd, of ‘vertaald’, maar het moet ook juist zijn. Daar ontstaat een spanningsveld, zegt promovenda Tirza Cramwinckel. Zij promoveerde 12 oktober 2022 op een onderzoek naar voorlichting door de Belastingdienst.
Hoe ga je in het belastingrecht om met situaties waarin burgers verwachtingen ontlenen aan voorlichting die achteraf tekort blijkt te schieten. Mag de burger dan op de voorlichting vertrouwen? En hoe moet dat worden beoordeeld? Daarbij spelen verschillende belangen en gezichtspunten mee, die zorgvuldig moeten worden gewogen zoals rechtsstatelijke beginselen als rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
Foutje op de website
Tot nu toe is nog nauwelijks onderzoek verricht naar de juridische gevolgen van de voorlichting door de Belastingdienst. ‘Juridisch gezien staat traditioneel de belastingwet centraal. Maar de meeste burgers lezen geen belastingwetten: zij bellen eerder met de BelastingTelefoon of kijken op de website van de Belastingdienst. Daar kan het belastingrecht dus niet zomaar omheen. Tegelijkertijd is voorlichting van de wetsuitvoerder niet gelijk aan de wet van de democratisch gelegitimeerde wetgever. De belastingwet kan daarom niet zonder meer opzij worden gezet door een foutje op de website.’
In het belastingrecht geldt als uitgangspunt dat burgers geen vertrouwen kunnen ontlenen aan voorlichting van de Belastingdienst. De hoofdregel voor toepassing van het vertrouwensbeginsel houdt in ‘nee, tenzij’. Volgens de Hoge Raad is het in het belang van belastingplichtigen dat de Belastingdienst zijn voorlichtende taak ‘onbelemmerd’ en ‘zo ruim mogelijk’ kan uitvoeren. Het risico van onjuiste voorlichting blijft in de regel voor rekening van de belastingplichtige.
In haar proefschrift concludeert Cramwinckel dat de toepassing van het vertrouwensbeginsel bij voorlichting van de Belastingdienst aan burgers moet worden bijgesteld. De huidige toepassing van het vertrouwensbeginsel voldoet niet meer in het licht van juridische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het juridisch perspectief botst met het burgerperspectief als het gaat om het aan voorlichting te ontlenen vertrouwen.
Adequate rechtsbescherming
Tirza Cramwinckel doet een aantal voorstellen ter verbetering. De hoofdregel ‘nee, tenzij’ moet worden vervangen door een afwegingskader, met meer oog voor het burgerperspectief en een verbeterd evenwicht tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving. Deze herijkte toepassing van het vertrouwensbeginsel betekent overigens niet dat de Belastingdienst altijd moet worden gebonden aan zijn voorlichting of dat elke verwachting bescherming verdient. Een en ander hangt af van de omstandigheden van het geval. Wel zou de juridische grondhouding moeten zijn dat burgers moeten kunnen vertrouwen op voorlichting van de Belastingdienst. De herijking zorgt daarmee voor een meer betrouwbare overheid.
Voorlichting voor zowel de Belastingdienst, burgers als voor belastingheffing is veel belangrijker dan in het belastingrecht tot op heden bekend was. Daarbij hoort adequate rechtsbescherming.
Geef een reactie