De adviseur behaalde geen omzet meer en was vanaf 2014 ook in dienst bij een bedrijf. Het is niet gebleken dat hij zelf nog enig (direct) economisch bedrijfsrisico liep. De renovatie van een boot was eerder een hobbyproject.
Een bouwkundig adviseur is al sinds 1975 als zelfstandige actief. Hij verricht zijn werkzaamheden vanaf 2013 vanuit een door hem opgerichte vennootschap. De adviseur is in 2014 ook in dienst van een bedrijf in Saudi-Arabië. Hij behaalt vanaf het tweede kwartaal van 2012 geen omzet meer, en voert in zijn btw-aangiften over 2013, 2014 en 2015 alleen een aftrek van voorbelasting op. De adviseur verkoopt in 2021 een in privé gekochte boot die hij in de voorgaande jaren heeft gerenoveerd. Volgens de inspecteur is de adviseur al sinds 2012 geen btw-ondernemer meer. Hij legt over 2013 tot en met 2015 een naheffingsaanslag op met een 10%-verzuimboete.
Geen economische activiteiten
Hof Amsterdam oordeelt, net als eerder Rechtbank Noord-Holland (niet gepubliceerd), dat de adviseur in de genoemde jaren geen economische activiteiten heeft verricht. Hij kon dus niet (meer) als een btw-ondernemer worden aangemerkt. De man verrichte zijn advieswerkzaamheden niet met de vereiste zelfstandigheid. Hij behaalde geen omzet meer en was in 2014 ook in dienstbetrekking. Er kan niet worden vastgesteld dat hij in de betreffende jaren nog economisch bedrijfsrisico liep. Ook de renovatie van de boot levert geen btw-ondernemerschap op, omdat sprake is van een incidentele aan- en verkoop. Het was bovendien eerder een hobbyproject door de lange tijd tussen de aankoop (in 1994) en de verkoop, en het ontbreken van opbrengsten in de tussentijd. Er is ook niet sprake van kosten die uitsluitend een ondernemer zou maken.
Wet: art. 2 Wet OB 1968, art. 7 Wet OB 1968, art. 15 Wet OB 1968 en art. 67c AWR
Bron: Hof Amsterdam 16 maart 2023 (gepubliceerd 7 juni 2023), ECLI:NL:GHAMS:2023:1256, 21/00523
Geef een reactie