Advocaat-generaal (A-G) Wattel is tot de conclusie gekomen dat men de vraag of een onroerende zaak voor de Wet Belastingen van rechtsverkeer 1970 (WBR 1970) kwalificeert als een woning moet beoordelen naar de bouwkundige aard.
Als een onroerende zaak kwalificeert als een woning voor de WBR 1970, geldt een tarief van 2% in plaats van 6%. Voor deze bepaling verwijst de WBR 1970 niet naar andere wetten. De wetgever noemt als enig criterium dat de onroerende zaak ‘naar zijn aard bestemd is voor bewoning’. Dit objectieve criterium kan leiden tot resultaten die niet stroken met het doel van de regeling: doorstroming op de woningmarkt. Maar de wetgever heeft dit gevolg aanvaard.
Bouwkundige aard
Het begrip ‘aard’ moet men volgens de A-G opvatten als bouwkundige aard. In de eerste plaats moet men dus nagaan wat de oorspronkelijke bouwkundige aard en bestemming was bij de bouw van de zaak. ‘Is hij ontworpen en gebouwd als woonhuis, dan is hij naar zijn aard bestemd voor bewoning, ook als er niet meer in wordt gewoond maar er heel andere dingen in gebeuren’ aldus Wattel. Is de zaak niet als woning gebouwd, dan is zij naar haar aard niet bestemd voor bewoning, hoezeer er feitelijk ook structureel in gewoond wordt. Bouwkundige wijzigingen die zo ingrijpend (moeilijk omkeerbaar) zijn dat de aard en het aanzien van de onroerende zaak zijn gewijzigd, kunnen wel leiden tot een herkwalificatie voor de WBR. De functie na de verbouwing moet dan volgens objectieve bouwkundige inzichten verschillen van de functie vóór de verbouwing. De A-G merkt op dat niet is vereist dat de onroerende zaak bewoonbaar is; zij hoeft immers nog niet eens te bestaan.
Nog twijfel?
Pas bij resterende twijfel is naast oorspronkelijke bestemming en eventuele radicale verbouwing met functiewijziging mede van belang wat de publiekrechtelijke bestemming van de zaak is. Levert dat evenmin gezichtspunten op, dan kan men gewicht toekennen aan het structurele feitelijke gebruik. Als ook dat niets oplevert, kan men zich eventueel de vraag stellen of de verkrijging doorstroming op de woningmarkt bevordert.
Wet: artikel 14, tweede lid WBR 1970
Meer informatie: Parket van de Hoge Raad 23 november 2016 (gepubliceerd 9 december 2016, ECLI:NL:PHR:2016:1222
Geef een reactie