Bij invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 was de gedachte achter het forfaitaire rendement dat dit voor iedereen zonder risico haalbaar moest zijn. Tegenwoordig is dat anders. Daarbij komt dat box 3 ook van toepassing is op ontvangen schadevergoedingen. Deze laatste categorie heeft bovendien gevolgen voor recht op bepaalde toeslagen.
In de parlementaire geschiedenis van de Wet inkomstenbelasting 2001 staat dat het forfaitaire rendement zodanig is bepaald dat men dit zonder risico kan behalen en is gebaseerd op de rente van staatsobligaties. Vergelijk Kamerstukken II, 1998/99, 26 727, 7, P.264. Bij de totstandkoming van de Wet inkomstenbelasting 2001 was de gedachte dat men het forfaitaire rendement van toen nog 4% met gemak kon behalen.
Na 20 jaar daling rente op spaartegoeden
Nu ruim 20 jaar later is de situatie gewijzigd. Wie nu zijn geld op een gewone spaarrekening zet, krijgt een rente die ligt tussen de 0,20% en 0,25%. De lage rente vormde de aanleiding voor de wetgever om af te stappen van het vaste tarief van 1,2% naar een tarief oplopend van 0,58% tot 1,68% (2019) in box 3. Veel belastingplichtigen vinden de heffing over het vermogen echter te hoog en zijn naar de rechter gestapt. De rechter vindt in het algemeen de vermogensrendementsheffing acceptabel. Het zou voor individuen onacceptabel zijn als het door de wetgever veronderstelde forfaitaire rendement over een langere periode niet haalbaar is EN als belastingplichtigen daarbij zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. In normale situaties is tot nu toe voor een individu niet snel sprake aan een buitensporige last. Slechts enkele rechterlijke uitspraken zijn in het voordeel van de belastingplichtige uitgesproken.
Buitensporige last door onteigening
Een voorbeeld waarin wel sprake was van een buitensporige last is Hoge Raad 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:511. In dit arrest zag een vermogensbezitter door onteigening van zijn SNS-aandelen op 1 februari 2013 nagenoeg zijn gehele vermogen in rook opgaan. Desondanks kreeg de man een aanslag van de fiscus gebaseerd op de waarde van het vermogen op 1 januari 2013. Gelukkig was het hof en de Hoge Raad de man goed gezind. De man hoefde slechts over 1/12e van het forfaitair rendement gebaseerd op het vermogen per 1 januari 2013 belasting te betalen.
Leegwaarderatio soms onverbindend
Voor verhuurde panden kent de vermogensrendementsheffing een forfaitair waarderingsstelsel. Afhankelijk van de hoogte van de ontvangen huur, is de waarde voor box 3 van verhuurde onroerende zaken een bepaald percentage van de WOZ-waarde, de leegwaarderatio. De Hoge Raad oordeelde in 2015 (ECLI:NL:HR:2015:812) hierover dat dit systeem een opeenstapeling is van forfaitaire benaderingen. Als blijkt dat door deze methode van berekenen van de waarde in verhuurde staat van woningen 10% of hoger gewaardeerd worden dan werkelijke waarde, moet toepassing van de leegwaarderatio achterwege blijven.
Box 3 geen pretbox meer
De pretbox is geworden tot een lastbox. Veel belastingplichtigen ervaren de vermogensrendementsheffing van box 3 als onrechtvaardig of in sommige gevallen onterecht. Hieronder enkele voorbeelden van situaties waarbij men vraagtekens kan plaatsen of het terecht is dat sprake is van inkomen uit sparen en beleggen.
Verplicht sparen appartement
Een eigenaar van een appartement is verplicht om bij te dragen aan de vereniging van eigenaren van het appartement. De waarde van het aandeel in het vermogen van de vereniging van eigenaren van een appartementsbezitter behoort tot de grondslag van box 3, ondanks dat de bijdrage van de appartementseigenaar zijn vermogen heeft verlaten. Op 25 maart 2019 hebben de Tweede Kamerleden Lodders en Koerhuis hierover vragen gesteld aan de staatssecretaris.
Ontvangen schadevergoeding: box 3 en toeslagen
Inboedel is een voor box 3 vrijgestelde bezitting. Een vergoeding van een inboedelverzekering voor schade aan inboedel behoort in beginsel wel tot de rendementsgrondslag. Dit blijkt uit de uitspraak van Rechtbank Gelderland 3 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4108. De vrouw zag letterlijk haar inboedel in rook opgaan. Gelukkig ontving zij daarvoor een vergoeding van haar verzekeringsmaatschappij. Helaas stond op 1 januari 2015 (een deel van) de vergoeding op de bankrekening van de vrouw en/of van de medebewoner van de vrouw. Het extra belastbaar inkomen uit sparen en beleggen leidde hier tot een positieve grondslag in box 3 en daardoor had de vrouw geen recht meer op huurtoeslag. De inspecteur had volgens de rechtbank geen rekening mogen houden met de uitkering. In hoger beroep oordeelt de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2018:2919) echter dat de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UR AWIR) in artikel 9 een gesloten stelsel kent van uitzonderingen op vermogen dat niet meetelt bij de bepaling voor het recht op huurtoeslag. Een immateriële schadevergoeding telt voor toeslagen bijvoorbeeld niet mee, in dat geval blijft het recht op toeslag bestaan. Een schadevergoeding vanwege materiële schade telt wel mee als bezit en leidt tot terugbetaling van eventueel ontvangen toeslag(en). Iemand die een vergoeding ontvangt van zijn inboedelverzekering voor een brand of andere calamiteit is daardoor mogelijk dubbel slachtoffer. De verzekeringsmaatschappij kan overwegen om na overleg met de verzekerde, de vergoeding na de peildatum van 1 januari uit te betalen. Dit doet echter niet af aan het feit dat op de peildatum een vordering op de verzekeringsmaatschappij bestaat en die vordering behoort tot de grondslag van box 3. Dit volgt uit de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 9 april 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:3101). Ook een schadevergoeding vanwege het overlijden van een partner door een auto-ongeluk is niet vrijgesteld van de vermogensrendementsgrondslag, zo blijkt uit Hof Den Haag 9 april 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:834).
Schadevergoeding voor aardbevingen: box 3 en toeslagen
Over het onderwerp ontvangen schadevergoedingen, de heffing in box 3 en het verlies van toeslagen zijn diverse keren Kamervragen gesteld. Op 19 juni 2018 beantwoordde de staatssecretaris vragen van het Tweede Kamerlid Nijboer over het recht op een vergoeding vanwege schade door aardbevingen. Daaruit blijkt dat de staatssecretaris niet van plan is op dit punt de wet aan te passen. Een recht op vergoeding op schade kan tot de grondslag van box 3 behoren.
Op 16 juli 2018 beantwoordde Minister Wiebes vragen van het Tweede Kamerlid Beckerman en Nijboer over de vergoeding voor aardbevingsschade voor toeslagen. Uit de beantwoording blijkt ook dat voorlopig de vergoeding als grondslag voor de vermogensrendementsheffing onderdeel blijft uitmaken van box 3 en daardoor leidt tot lagere toeslagen of zelfs stopzetten van toeslagen.
Box 3 op basis van werkelijk rendement
Op 15 april 2019 is het kabinet gekomen met een reactie over het invoeren van een heffing in box 3 op basis van reëel rendement. Op korte termijn is geen wijziging van box 3 te verwachten. De belasting over vermogen moet bijdragen aan het gevoel van rechtvaardigheid en worden geheven op basis van draagkracht. De belastingbetaler moet echter niet worden opgezadeld met hoge administratieve lasten. Ook moet het stelsel voldoende robuust zijn en een brede heffingsgrondslag hebben. Ook moet belastingheffing over de inkomsten uit vermogen in de praktijk goed uit te voeren zijn. Het belasten van vermogen op basis van werkelijke rendementen is op basis van het voorgaande (nog) niet haalbaar. Wel komt naar verwachting met Prinsjesdag 2019 een uitkomst beschikbaar van een onderzoek naar wijziging van de belastingheffing van box 3 vermogen dat uitsluitend bestaat uit bank- en spaarsaldi.
Wet: art. 5.1, 5.2 en 5.3 Wet IB 2001 en art. 9 UR AWIR
Overige informatie:
Geef een reactie