Voor de ondernemer is vooral van belang of hij de btw, die hem in rekening is gebracht bij het doen van investeringen, in aftrek kan brengen op de door hem verschuldigde btw. De aftrek van voorbelasting verlaagt immers het investeringsbedrag. Het is daarom belangrijk om de btw-aspecten voorafgaand aan de investering goed in kaart te brengen.
Voorbelasting
De ondernemer kan de btw die hem in rekening wordt gebracht (de zogenoemde voorbelasting) in aftrek brengen op de door hem verschuldigde omzetbelasting. Daaraan is onder andere de voorwaarde verbonden dat de voorbelasting moet drukken op goederen die de ondernemer gebruikt voor belastbare handelingen. Gebruikt de ondernemer de goederen voor vrijgestelde of andere niet-belastbare handelingen? Dan heeft hij voor die goederen geen recht op aftrek van voorbelasting. Het niet-aftrekbaar zijn van de voorbelasting op investeringen speelt een belangrijke rol bij het doen van investeringen. De ondernemer moet in dat geval namelijk een keuze maken tussen kopen of huren (leasen). Bij koop financiert hij de niet-aftrekbare btw in één keer. Terwijl hij bij huur of operational lease de btw uitsmeert over de termijnen. Dat levert hem een liquiditeitsvoordeel op.
Keuzevermogen
Het maken van een afweging bij een nieuwe investering is niet eenvoudig. De ondernemer krijgt namelijk – net zoals in de inkomstenbelasting – ook in de omzetbelasting te maken met investeringsgoederen die worden gebruikt voor zowel ondernemingsdoeleinden als voor privédoeleinden. De ondernemer moet in dat geval het investeringsgoed toerekenen aan het privévermogen, het bedrijfsvermogen of het goed splitsen in een privédeel en een bedrijfsdeel.
Privévermogen
Als de ondernemer het investeringsgoed volledig rekent tot zijn privévermogen (‘niet-bedrijfsvermogen’), dan heeft hij geen recht op aftrek van voorbelasting. Een latere verkoop leidt dus niet tot heffing van btw. Wel is de voorbelasting voor het gebruik en het onderhoud aftrekbaar voor zover deze betrekking hebben op het gebruik in de onderneming. De ondernemer moet bij deze aftrek wel rekening houden met een correctie voor privégebruik.
Bedrijfsvermogen
De ondernemer kan ook ervoor kiezen om het investeringsgoed volledig te rekenen tot zijn bedrijfsvermogen. De voorbelasting op de investeringsgoederen is in beginsel aftrekbaar. Latere verkoop of onttrekking verricht hij als ondernemer. Privégebruik moet hij wel corrigeren. Vanaf 2011 is aftrek van voorbelasting op onroerende zaken alleen nog mogelijk voor zover het gaat om het gebruik van de onroerende zaak voor zakelijke prestaties. Voor zover sprake is van privégebruik, heeft de ondernemer geen recht meer op aftrek van voorbelasting. Hij is in dat geval daarom geen btw verschuldigd over het privégebruik.
Splitsing
Een andere mogelijkheid is om het investeringsgoed te splitsen in een privédeel en een bedrijfsdeel. De ondernemer moet deze splitsing baseren op de verhouding tussen privé- en zakelijk gebruik in het jaar van aanschaf. In dit geval is alleen de voorbelasting aftrekbaar die op het bedrijfsdeel drukt. Bij latere verkoop of onttrekking is omzetbelasting verschuldigd over het gedeelte van de vergoeding dat betrekking heeft op het bedrijfsdeel. Deze keuzemogelijkheid geldt overigens niet voor auto’s of diensten.
Zorg voor een goede factuur
Is eenmaal duidelijk dat en in hoeverre de ondernemer de goederen voor belaste handelingen is gebruikt? Dan moet de ondernemer ook nog nagaan of de voorbelasting is vermeld op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur. Kleine gebreken in de factuur kunnen namelijk het recht op voorbelasting al in rook doen opgaan. Zie in dit kader ook ‘Nieuwe btw-regels voor facturering en administratie per 1 januari 2013’ en 'Factuurvereisten voor de btw'.
Betaal de factuur
Verder moet de ondernemer ook ervoor zorgen dat de factuur is betaald. Wanneer een ondernemer om welke reden dan ook de factuur niet betaalt, moet hij de voorbelasting namelijk terugbetalen aan de Belastingdienst. De ondernemer is die voorbelasting verschuldigd op het moment waarop redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de factuur niet meer zal worden betaald. Hij is de afgetrokken voorbelasting in ieder geval verschuldigd als hij na twee jaar nog niet heeft betaald. Deze laatste termijn geldt zelfs als nog niet duidelijk is of hij al dan niet zal betalen. Denk hierbij aan de situatie waarbij er nog een procedure aanhangig is.
Wet: artikel 11 en 15 Wet OB 1968
Geef een reactie