Als een btw-ondernemer pas na het ontvangen van een naheffingsaanslag omzetbelasting in een aangifte om een btw-teruggaaf verzoekt, is hij te laat. De inspecteur mag in dat geval zijn aangifte aanmerken als een ambtshalve verzoek, wat de positie van de ondernemer verzwakt.
Als een btw-ondernemer niet binnen de geldende termijn zijn aangifte omzetbelasting indient en de verschuldigde btw afdraagt, mag de inspecteur hem een naheffingsaanslag opleggen. Rechtbank Noord-Nederland heeft in een recente zaak geoordeeld dat het binnen deze heffingssystematiek niet past als de ondernemer na het ontvangen van deze aanslag alsnog een aangifte indient. En het indienen van een aangifte nadat de bezwaartermijn tegen de naheffingsaanslag is verstreken, is helemaal uit den boze. Het zonder meer accepteren van de aangifte zou dan een ontkrachting van de bezwaartermijn vormen. In deze situatie kan de inspecteur een negatieve aangifte wel opvatten als een verzoek om ambtshalve teruggaaf. Als hij dit verzoek afwijkt, kan de ondernemer niet in beroep gaan tegen deze afwijzing. De situatie is overigens anders als de btw-ondernemer wel tijdig zijn aangifte indient en later over hetzelfde tijdvak verzoekt om een teruggaaf. Zo’n verzoek om teruggaaf is tijdig als het is ingediend voordat de bezwaartermijn tegen de voldoening op aangifte is verstreken.
Wet: art. 10, tweede lid, 19, eerste lid en 20 AWR en art. 31, eerste lid Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 21 augustus 2018 (gepubliceerd 11 september 2018), ECLI:NL:RBNNE:2018:3227
Geef een reactie