Als een dga de woning waarvan hij binnen een samenwerkingsverband voor de helft eigenaar is, gedeeltelijk verhuurt aan de bv waarvan hij dga is, is sprake van een economische activiteit voor de btw als de verhuur gedurende minimaal tien jaar onafgebroken plaatsvindt. De voor de woning betaalde btw kan dan gedeeltelijk in aftrek worden gebracht, zo oordeelde de Hoge Raad.
In de betreffende zaak hadden twee mensen een samenwerkingsverband, waarbinnen zij tussen 2006 en 2008 een woning lieten bouwen, die zij daarna samen in gebruik namen. Eén van hen was dga van een bv. Het samenwerkingsverband verhuurde twee kamers in de woning aan de bv, die ook gebruikmaakte van de centrale hal en de aanwezige sanitaire en watervoorziening. Het samenwerkingsverband claimde de gedeeltelijke aftrek van de btw die over de bouw van de woning was betaald, maar de inspecteur stelde dat de verhuur geen economische activiteit voor de btw was. Hof Amsterdam was het hiermee eens, omdat zij vond dat op grond van een aantal omstandigheden geen sprake kon zijn van een economische activiteit, bijvoorbeeld omdat voor het gebruik van de hal en de genoemde voorzieningen geen vergoeding werd betaald, en omdat andere personeelsleden van de bv geen toegang tot de woning hadden als de eigenaren niet thuis waren. De Hoge Raad oordeelde echter anders. Alleen al omdat werd voldaan aan de voorwaarde dat de ruimten in de woning gedurende minimaal tien jaar onafgebroken werden verhuurd, was sprake van een economische activiteit voor de btw. De betaalde btw kon daarom gedeeltelijk – namelijk voor het deel van de woning dat werd verhuurd – worden teruggevorderd.
Wet: art. 7 Wet OB
Meer informatie: Hoge Raad, 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:783
Geef een reactie