De verstrekking van een gratis goed direct aan de consument en de verstrekking van een gratis goed via een gratis voucher worden voor de btw op dezelfde wijze behandeld. Dit antwoordt staatssecretaris Snel op vragen over de btw-behandeling van waardebonnen.
De verstrekking van een gratis goed, al dan niet verstrekt via een gratis voucher, wordt op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 onder voorwaarden gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel (de zogenoemde fictieve levering). De verschuldigde btw over deze fictieve leveringen wordt berekend op basis van de aankoopprijs van de goederen, of soortgelijke goederen, of de kostprijs indien de aankoopprijs niet bekend is. Bij een fictieve levering blijft heffing echter achterwege als het goed (dat verkregen wordt bij inwisseling van de voucher) wordt aangemerkt als een geschenk van geringe waarde of als monster in de zin van artikel 3, achtste lid, van de wet.
Heffing van btw blijft achterwege bij de gratis verstrekking van een voucher voor enkelvoudig gebruik, als de goederen waarvoor deze voucher kan worden ingewisseld kwalificeren als een geschenk van geringe waarde of als monster. Voor een ondernemers kan dit dus geen argument zijn om minder vaak gratis producten te verstrekken die worden aangemerkt als 'geschenk van geringe waarde of monster'. Van dubbele heffing is in die gevallen dan ook geen sprake, aldus Snel.
De staatssecretaris licht zijn antwoorden nog toe met enkele voorbeelden.
Meer informatie: Kamerbrief met antwoorden schriftelijk overleg aanpassing btw-regeling voor waardebonnen, 28 februari 2019
Geef een reactie