Kan de btw die in rekening is gebracht voor de bouw van een stadskantoor volledig in aftrek worden gebracht, wanneer het gebouw voor zowel overheidshandelen als belaste en vrijgestelde prestaties zal worden gebruikt? Het is nu wachten op antwoord van het Hof van Justitie op deze vraag die de Hoge Raad aan haar heeft voorgelegd.
In een zaak die Hof Den Bosch eerder behandelde stelde een gemeente dat de gehele nieuwbouw bij de eerste ingebruikneming in de integratieheffing wordt betrokken en dat ze daarom tijdens de bouwperiode recht heeft op volledige btw-aftrek. Het hof oordeelde dat het recht op aftrek van voorbelasting alleen geldt voor zover de leveringen en diensten van derden zijn afgenomen in de hoedanigheid van ondernemer. De belaste en vrijgestelde prestaties van de gemeente betroffen in dit geval slechts 6% van het totaal. Op grond van de Europese btw-richtlijn sloot het hof btw-aftrek uit voor het deel dat was toe te rekenen aan toekomstig gebruik voor overheidsprestaties (94%). De gemeente was het hier niet mee eens omdat volgens haar “de betreffende goederen en diensten zijn afgenomen met het oog op het later verrichten van een met omzetbelasting belaste prestatie, te weten het na de oplevering van het stadskantoor beschikken voor bedrijfsdoeleinden over een in het eigen bedrijf vervaardigd goed.” (integratieheffing)
Prejudiciële vraag
Hoge Raad heeft besloten een prejudiciële vraag voor te leggen aan het EU-Hof van Justitie: Dient artikel 5, lid 7, letter a, van de Zesde richtlijn zo te worden uitgelegd dat in een situatie waarin een derde-belastingplichtige in opdracht van een gemeente een onroerend goed vervaardigt dat door die gemeente voor 94% wordt gebruikt voor overheidswerkzaamheden en 6% voor prestaties verricht als belastingplichtige, sprake is van een levering onder bezwarende titel?
Totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan op de vraag die door de Hoge Raad is voorgelegd, houdt de Hoge Raad iedere verdere beslissing aan. De definitieve uitspraak laat dus nog op zich wachten.
Wet: artikel 3, lid 1, letter h Wet OB (tekst 2002), artikel 5, lid 7, letter a Zesde richtlijn
Meer informatie: Hoge Raad, 1 februari 2013, LJN: BW9757
Geef een reactie