Onder omstandigheden is men bij detachering van personeel in de onderwijssector geen btw verschuldigd. Zo oordeelde Hof Den Haag in een feitelijke zaak dat de detachering van een schooldirecteur onder de btw-onderwijsvrijstelling viel, omdat in dat geval sprake was van een nauw met het onderwijs samenhangende activiteit.
De directeur in kwestie werd gedetacheerd bij een basisschool voor bijzonder onderwijs. Hij werkte daarvoor bij een christelijke basisschool die in stand werd gehouden door een vereniging waarvan de primaire activiteiten bestonden in het verstrekken van onderwijs. De activiteiten van de vereniging waren dan ook vrijgesteld van omzetbelasting. De vereniging declareerde de loonkosten maandelijks bij de vereniging die de school voor bijzonder onderwijs beheerde (brutoloonkosten plus destijds 19% btw). Later nam de vereniging het standpunt in dat zij geen btw in rekening had hoeven brengen. De detachering viel volgens haar onder de onderwijsvrijstelling, omdat het een dienst betrof die noodzakelijk was voor het verstrekken van onderwijs. De inspecteur stelde dat de detachering niet onder de onderwijsvrijstelling viel, omdat de directeur geen les gaf. Het hof oordeelde echter dat de directeur bij uitstek de functionaris was, eigenlijk nog meer dan een docent, die de kwaliteit van het onderwijs waarborgde. Dit hield in dat zonder de terbeschikkingstelling van de directeur niet de gelijkwaardigheid was te verzekeren van het door de inlenende basisschool verzorgde bijzondere onderwijs. Het hof oordeelde dan ook dat de inspecteur btw-teruggaaf moest verlenen aan de vereniging.
Wet: artikel 11 van de Wet OB 1968
Meer informatie: Hof Den Haag, 28 juni 2013, 19 augustus 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3193
Geef een reactie