Het komt in de praktijk voor dat een werkgever de pensioenverplichtingen tegenover zijn werknemers onderbrengt in een stichting pensioenfonds en de kosten van dienstverleners ten behoeve van die stichting betaalt. Deze kosten zijn aan te merken als algemene kosten. Voor zover de werkgever belaste prestaties verricht, mag hij de btw in de kosten voor het pensioenfonds aftrekken als voorbelasting.
Een bv had met diverse Nederlandse dienstverleners overeenkomsten gesloten om werkzaamheden te verrichten voor een stichting pensioenfonds dat zij had opgericht. De bv had de gefactureerde bedragen inclusief btw betaald zonder ze door te berekenen aan het pensioenfonds. De vraag was of de bv de btw mocht aftrekken als voorbelasting. In het arrest PPG Holdings bv van het Hof van Justitie van de EU (18 juli 2013, nrs. C-26/12) bleek dit in beginsel mogelijk te zijn. Het Hof oordeelde dat een werkgever de btw in de kosten van beheer en bedrijfsvoering van een pensioenfonds mag aftrekken. Daarbij geldt als voorwaarde dat deze kosten direct samenhangen met de btw-belaste activiteit van de werkgever zelf. De Hoge Raad oordeelde dat dit verband bestond. De werkgever had het pensioenfonds moeten oprichten om zo de verplichtingen tegenover haar werknemers te vervullen. De beheerkosten van het pensioenfonds waren daarom algemene kosten die verband hielden met de belaste activiteiten van de bv. De Hoge Raad verwierp de stelling van de inspecteur dat het hier ging om kosten van een personeelsvoorziening die viel onder het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA) 1968. De bv mocht dus de btw aftrekken als voorbelasting.
Wet: artikelen 15, eerste lid, onderdeel a en 16 Wet OB 1968
Besluit: artikel 1, eerste lid, onderdeel c BUA 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:433
Geef een reactie