In sommige gevallen moet de ontvanger van een prestatie de btw voldoen in plaats van de ondernemer die de btw-belaste prestatie heeft verricht. Het Hof van Justitie van de EU heeft bevestigd dat deze verlegging in beginsel ook is toegestaan bij de oplevering van een gebouw.
De zaak voor het Hof betrof een Duitse rechtspersoon (een GmbH) die zich bezighield met de aankoop, het bouwrijp maken en bebouwen van percelen. De GmbH had een andere Duitse rechtspersoon de opdracht gegeven een woonhuis met zes appartementen op te richten. Die aannemer bracht op zijn factuur aan de GmbH geen btw in rekening, maar vermeldde dat de GmbH de verschuldigde btw moest voldoen. De GmbH stelde dat de (Duitse) fiscus niet kon bepalen dat de ontvanger in plaats van de verrichter van een prestatie de btw moest afdragen. Het Hof oordeelde dat de fiscus onder andere een verleggingsregeling mag toepassen voor bouwwerkzaamheden. Daarbij benadrukte het Hof dat zowel (op)leveringen als diensten kunnen kwalificeren als bouwwerkzaamheden.
Subgroepen
Daarnaast kwam de vraag aan de orde of Duitsland de verleggingsregeling slechts mag toepassen op bepaalde subgroepen. In dit geval bestond de subgroep uit belastingplichtigen die zelf ook bouwwerkzaamheden verrichten. Het Hof oordeelde dat de fiscus in beginsel de toepassing van de verleggingsregeling voor bouwwerkzaamheden mag beperken tot bepaalde subgroepen. Daarbij mag de fiscus het beginsel van de fiscale neutraliteit en de algemene beginselen van het recht van de EU niet schaden. De nationale rechter moet hierop toezien.
Deze uitspraak kan ook voor Nederland van belang zijn omdat men hier een verleggingsregeling kent voor werkzaamheden aan onroerende zaken door onderaannemers.
Wet: artikel 12, vijfde lid OB 1968
Besluit: artikel 24b Uitv.besl. OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU, 13 december 2012, nr. C-395/11
Geef een reactie