Een onderneming die voor een andere onderneming een totaal van werkzaamheden had verricht om een bedrijfsovername te realiseren, en daarbij gebruik maakte van een derde partij moest gewoon Nederlands btw betalen. Volgens de Hoge Raad was in dat geval sprake van één dienst die plaatsvond in Nederland en die bestond uit het initiëren en begeleiden van de bedrijfsovername.
Voor de beantwoording van de vraag of een ondernemer btw moet betalen over een dienst is de plaats waar de dienst is verricht doorslaggevend. Verricht men de dienst in Nederland en wordt de btw niet verlegd naar de klant, dan moet de ondernemer in Nederland btw betalen. In de zaak voor de Hoge Raad stelde een nv dat zij geen btw hoefde te betalen over de vergoeding die zij ontving voor haar werkzaamheden voor een Brits bedrijf dat een ander bedrijf wilde overnemen. De werkzaamheden werden namelijk nagenoeg geheel uitbesteed aan een bedrijf dat was gevestigd op de Britse Maagdeneiland. De Hoge Raad was het echter met de inspecteur eens dat de dienst in Nederland was verricht. De rechter stelde dat de fiscus voor de beoordeling van de plaats van de dienst allereerst moest kijken naar het geheel van de werkzaamheden. Het ging volgens de rechter in dit geval om een samenstel van diensten op financiële, rechtskundige en algemene aard die allemaal betrekking hadden op de bedrijfsovername. Het totaal van de werkzaamheden van de nv was causaal en functioneel zozeer met elkaar verbonden dat zij kwalificeerde als één dienst die bestond uit het initiëren en begeleiden van de bedrijfsovername. Dat een groot deel van die werkzaamheden feitelijk aan een ander bedrijf werd uitbesteed deed volgens de rechter er niet toe. De nv had btw in rekening moeten brengen aan het Britse bedrijf en had deze btw moeten afdragen aan de fiscus.
Wet: artikel 6 lid 1 Wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 13 juli 2012, LJN: BX1387
Geef een reactie