De wetgever kan bepaalde vormen van onderwijs aanwijzen die onder een btw-vrijstelling vallen. Daarbij is geen gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om aan de vrijstelling de voorwaarde te verbinden dat de ondernemer geen winst beoogt met het geven van dit onderwijs. Het enkele feit dat een ondernemer op commerciële basis het aangewezen onderwijs verstrekt, doet de btw-vrijstelling dus niet vervallen.
In de zaak gaf een handelaar in muziekinstrumenten ook muzieklessen aan personen jonger dan 21 jaar. Hij wilde de voorbelasting in deze prestaties aftrekken. De inspecteur weigerde dit, omdat het geven van muzieklessen aan personen jonger dan 21 jaar is vrijgesteld van btw. De ondernemer stelde dat deze btw-vrijstelling alleen gold als degene die de prestaties verricht niet naar winst streefde. Omdat hij winst wilde behalen met het geven van de muzieklessen, zou hij dus een belaste prestatie verrichten. Hierdoor zou hij de voorbelasting mogen aftrekken.
Voorwaarde niet gesteld
Hof Leeuwarden wees het standpunt van de muziekleraar af. Volgens de wet mag de wetgever aan de btw-vrijstelling voor bepaalde vormen van onderwijs de voorwaarde verbinden dat de ondernemer met dat onderwijs geen winst beoogt. Het hof wees er vervolgens op dat de wetgever in het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 deze voorwaarde niet had gesteld. Nu de wetgever geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om het ontbreken van een winststreven op te nemen als voorwaarde voor de btw-vrijstelling, viel de leraar gewoon onder deze vrijstelling. Hij had dus geen recht op aftrek van voorbelasting.
Wet: artikel 11, eerste lid, onderdeel o, sub 2° OB 1968
Besluit: artikel 8, eerste lid, onderdeel c Uitv.besl. OB 1968
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 8 januari 2013 (gepubliceerd 10 januari 2013), LJN: BY8083
Geef een reactie