Als een btw-ondernemer melding maakt van invoer van goederen die hij wil leveren aan een afnemer, maar naderhand de goederen levert aan een andere afnemer, betekent dat niet per definitie dat de btw-vrijstelling bij invoer vervalt.
De invoer van goederen die worden verzonden naar een andere lidstaat is vrijgesteld van btw als de leverancier een intracommunautaire levering verricht. Dit betekent dat de afnemer opgaaf van een intracommunautaire verwerving moet doen. Maar stel dat na de invoer de omstandigheden zo wijzigen, dat de leverancier de goederen levert aan een andere afnemer dan de afnemer van wie hij het btw-nummer in zijn aangifte van invoer heeft opgegeven. Komt dan de btw-vrijstelling automatisch te vervallen? Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat de btw-vrijstelling in zo’n situatie in stand kan blijven mits:
- de importeur alle gegevens over de identiteit van de nieuwe afnemer meedeelt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer; en
- men vaststelt dat daadwerkelijk is voldaan aan de materiële voorwaarden voor vrijstelling van de daaropvolgende intracommunautaire levering.
Wet: artt. 1, onderdeel d, 21, onderdeel d en Tabel II, onderdeel a, post 6 Wet OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU, 20 juni 2018, nr. C-108/17
Geef een reactie