De btw-vrijstelling voor sportbeoefening geldt ook voor een instelling zonder winstoogmerk die een golfterrein beheert en een lidmaatschap aanbiedt, en niet-leden tegen betaling van toegangsgeld toegang geeft tot het golfterrein. Dit heeft het Europese Hof beslist in een Engelse zaak.
De desbetreffende privégolfclub verzocht de Britse belastingdienst onder verwijzing van een arrest (C-253/07) van het Europese Hof om teruggave van de btw die zij gedurende vele jaren had voldaan over toegangsgelden (greenfees) van niet-leden. Volgens deze instelling vielen de inkomsten afkomstig uit de greenfees net zoals de inkomsten uit de jaarlijkse bijdragen van haar leden onder de btw-vrijstelling voor sportbeoefening. De Britse belastingdienst wees haar verzoek af. De zaak belandde uiteindelijk voor het Europese Hof. Het Hof stelde voorop dat voor toepassing van de btw-vrijstelling voor sportbeoefening niet is vereist dat de sport regelmatig, in georganiseerd verband of met het oog op deelneming aan sportcompetities wordt beoefend. Nu de toegang tot het golfterrein in dit geval noodzakelijk was om golf te spelen, hing de verleende dienst (het verlenen van het recht op gebruik van een golfterrein) nauw samen met de beoefening van sport (waarvoor een vrijstelling geldt). De greenfees kwalificeerden bovendien niet als extra opbrengsten die de mededinging van btw-plichtige commerciële ondernemingen kon verstoren. Het Hof concludeerde op basis van deze feiten en omstandigheden dat het verlenen van toegang aan niet-leden tot het golfterrein niet was uitgesloten van de btw-vrijstelling voor sportbeoefening. De privégolfclub had daarom recht op teruggaaf van de te veel betaalde btw.
Wet: artikel 11 lid e Wet OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, C‑495/12
Geef een reactie