Een ondernemer die bedrijfsactiviteiten in het buitenland verricht, maar in Nederland een opslagplaats heeft die hem duurzaam ter beschikking staat van waaruit hij goederen levert aan afnemers, beschikt over een vaste inrichting in Nederland en is dus buitenlands belastingplichtig voor de inkomstenbelasting.
De Nederlandse fiscus mocht van de rechter de winst van een handelaar in tweedehands legermateriaal die in België woonde, in de heffing van inkomstenbelasting betrekken. Deze handelaar zou in Nederland over een vaste inrichting beschikken. De voor de onderneming bestemde goederen werden namelijk afgeleverd op het adres van een opslagplaats in Nederland. Dit adres stond bovendien ook op de uitgereikte facturen. Daarnaast had de man tegenover Belgische politie een gedetailleerde verklaring afgelegd over de vestigingsplaats van zijn onderneming, die in Nederland zou zijn gelegen. De rechter oordeelde dat gelet op de aard van de bedrijfsactiviteiten de desbetreffende opslagplaats een geschikte fysieke constructie was voor de verkoop en de aflevering van goederen aan afnemers. Nu deze opslagplaats ook nog duurzaam ter beschikking stond aan de man, had de Nederlandse fiscus terecht de aan deze vaste inrichting toerekenbare winst belast. De aan de man opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting bleven daarom in stand.
Wet: artikel 7.2 Wet IB 2001 en artikel 14 bis, tweede lid, tweede volzin, Verordening (EEG) 1408/71)
Meer informatie: Rechtbank Haarlem, 2 november 2010 (gepubliceerd op 29 april 2013), LJN: BZ8958
Geef een reactie