Een in het buitenland gevestigd beleggingsfonds dat niet onderworpen is aan winstbelasting is volgens de Hoge Raad niet gelijk te stellen met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). Teruggaaf van in Nederland ingehouden dividendbelasting is daarom niet mogelijk.
Volgens de Hoge Raad had de fiscus het verzoek van een Luxemburgs beleggingsfonds om teruggaaf van in Nederland ingehouden dividendbelasting terecht afgewezen. Het fonds kon de dividendbelasting niet in Luxemburg verrekenen omdat zij in Luxemburg vrijgesteld was van winstbelasting. Het fonds stelde dat dit in strijd was met de vrijheid van het kapitaalverkeer. De Hoge Raad besliste dat een in het buitenland gevestigd beleggingsfonds zoals belanghebbende in beginsel niet inhoudingsplichtig is voor de Nederlandse dividendbelasting. De door dit fonds aan haar participanten uitgekeerde winsten waren niet aan dividendbelasting onderworpen. Nederland had evenmin heffingsrecht over de inkomsten van de in het buitenland wonende aandeelhouders van belanghebbende.
Fbi-regime
Het fonds kon daarom niet worden gelijkgesteld met een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling waarvan de uitgekeerde winsten wel onderworpen zijn aan dividendbelasting. Daardoor zou bij restitutie van de ten laste van een dergelijk fonds ingehouden dividendbelasting voor de buitenlandse particuliere aandeelhouders de uiteindelijke belastingdruk lager zijn dan die bij rechtstreekse belegging in Nederlandse aandelen. Het fbi-regime is juist erop gericht de belastingdruk via een beleggingsinstelling zo veel mogelijk gelijk te stellen aan de belastingdruk bij rechtsstreek beleggen.
Wet: artikel 10, eerste, derde en vierde lid, Wet Dividendbelasting 1965 en artikel 28 Wet VPB 1969
Meer informatie: Hoge Raad, 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1777
Geef een reactie