Buitenlandse belastingplichtigen die een Nederlands pensioen genieten, kunnen onder voorwaarden een zogeheten kwalificerende buitenlands belastingplichtige zijn. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet hun wereldinkomen zo laag zijn, dat zij in hun woonland geen loon- of inkomstenbelasting betalen.
Een man woonde in 2015 in Frankrijk. Hij ontving een AOW-uitkering en een overheidspensioen uit Nederland. Omdat de man nauwelijks ander inkomen had, meende hij een zogeheten kwalificerende buitenlands belastingplichtige te zijn. De Belastingdienst merkte hem echter aan als gewone buitenlandse belastingplichtige. Frankrijk mocht namelijk heffen over de AOW-uitkering die zo’n 30% van het inkomen uitmaakte. En in beginsel moet minstens 90% van het inkomen van een kwalificerende buitenlands belastingplichtige in Nederland belast zijn. De fiscus hield daarom geen rekening met de hypotheekrenteaftrek. De man kon evenmin de persoonsgebonden aftrek benutten. Hij vond dat onterecht en startte een beroepsprocedure.
Wereldinkomen van belang
De man doet voor de rechtbank een beroep op een delegatiebepaling. Deze bepaling breidt het begrip kwalificerende buitenlands belastingplichtige uit met bepaalde pensioengenieters. Een van de voorwaarden van deze uitbreiding is dat de pensioengenieter zo weinig inkomen geniet in zijn woonland dat hij niet is onderworpen aan loon- of inkomstenbelasting. De vraag is echter wat men hier moet verstaan onder het begrip inkomen. Het aan Frankrijk op grond van het verdrag toegewezen inkomen of het wereldinkomen? De rechtbank oordeelt dat het wereldinkomen hier van belang is. Nu zijn de Franse autoriteiten uitgegaan van een inkomen van nihil, maar het is onduidelijk hoe dat nihilinkomen is opgebouwd. De rechtbank wijst daarom het beroep op de delegatiebepaling af.
Verdrag: art. 19, eerste lid en 22 Verdrag NL-Frankrijk
Wet: art. 7.8 Wet IB 2001
Geef een reactie