Als de inspecteur een kleine correctie moet toepassen op de aangifte, kan hij de bewijslast niet zomaar bij de belastingplichtige leggen. Maar als de fiscus dit toch probeert, is dit niet bij voorbaat zo kansloos dat de belanghebbende een integrale proceskostenvergoeding kan vorderen.
Dit blijkt uit de volgende zaak voor de Hoge Raad. De staatssecretaris van Financiën was in cassatie gegaan tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden. Zie voor meer informatie over deze zaak: ‘Geen omkering bewijslast bij geringe correctie aangifte’. Naderhand trok de staatssecretaris zijn cassatieberoep in. De belanghebbende, een vrouw die samen met haar man via een vof een Vietnamees specialiteitenrestaurant dreef, meende dat zij recht had op een integrale proceskostenvergoeding. Volgens de vrouw was op voorhand duidelijk dat het cassatieberoep van de staatssecretaris geen kans van slagen had. Dit standpunt vond de Hoge Raad te ver gaan. De staatssecretaris had in zijn cassatieberoep geen standpunt ingenomen dat evident onjuist was. Evenmin deden zich andere bijzondere omstandigheden voor die de vrouw recht gaven op een integrale proceskostenvergoeding. Zij moest het daarom doen met een gewone, forfaitaire proceskostenvergoeding.
Besluit: artikel 2, derde lid Besluit proceskosten bestuursrecht
Meer informatie: Hoge Raad 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:6
Geef een reactie