De staatssecretaris heeft voor de zaak de Btw afdracht van pensioenfondsen bij uitzondering een afschrift van zijn reactie op de conclusie A-G kort na indiening openbaar gemaakt.
De staatssecretaris van Financiën bepleit in zijn reactie de overeenkomsten met de zaak Wheels en de zaak ATP die voor het Europese hof van Justitie zijn geweest. Verder onderstreept hij de overeenkomst met pensioen/lijfrente producten waarover verzekeraars ook btw betalen.
In zijn reactie op de zaak ATP (zie: Analyse ATP PensionService A/S-arrest) legde de staatssecretaris eerder al uit dat zijn inziens het essentiële verschil tussen btw belaste en btw vrije pensioenafspraken was of er sprake was van collectieve of echt individuele opbouw. Uitsluitend in het laatste geval was er overeenkomst met btw vrije beleggingsproducten. Bij Defined Benefit (DB) regelingen en veel Defined Contibrution (DC) fondsen was volgens hem sprake van een collectieve regeling. In feite herhaalt de staatssecretaris die mening in zijn reactie op de conclusie A-G.
Wheels / ATP
In de zaak ATP (C-464/12) bevestigde het Europees hof van Justitie zijn oordeel uit de eerdere Wheels zaak (C-424/11). In die zaak (Wheels) besliste het Europese Hof van Justitie dat een pensioenfonds waarbij de pensioenuitkeringen vaststaan (die dus een DB-regeling uitvoeren zoals in Nederland) niet als ‘gemeenschappelijk beleggingsfonds’ wordt aangemerkt. Dat was ook het geval als een dergelijk pensioenfonds deelneemt in een beleggingsfonds. Het beleggingsrisico lag in dat geval namelijk bij de werkgever en niet bij het pensioenfonds. Het beleggingsfonds was bovendien niet openbaar voor het publiek, maar uitsluitend bedoeld om bijdragen van de werkgever voor de pensioenregeling te storten ter nakoming van zijn verplichtingen ten opzichte van de werknemers.
Eerste overeenkomst: Indexatiestreven en afstempeling
De A-G concludeerde dat de voorliggende zaak zou verschillen van Wheels omdat de deelnemers in deze zaak het risico van non-indexatie en afstempeling (niet verhogen of verminderen van uitkeringen) dragen. Volgens de A-G was dat in de zaak Wheels niet zo, omdat de werkgever een onbeperkte bijstortingsverplichting zou hebben. In zijn reactie geeft de staatssecretaris aan dat dat verschil er niet zo is. Ook in de zaak Wheels kon het pensioenfonds de uitkeringen aan de deelnemers verminderen als de werkgever onvoldoende bijstortte. Als extra bijstortingen plaatsvinden is er minder loonruimte. Via het arbeidsvoorwaardenpakket ligt het risico van hoge bijstortingen of premies in beide zaken daardoor uiteindelijk ook bij de werknemer. Concluderend: het is de aanwezigheid van een indexatiestreven en afstempeling die kenmerkend is voor een pensioenproduct en zich niet voordoet bij gewone beleggingsfondsen.
Tweede overeenkomst: Solidariteit
Een tweede kenmerkend verschil van de voorliggende pensioenregeling met gewone beleggingsproducten waarover geen btw hoeft te worden betaald is volgens de staatssecretaris de onderlinge solidariteit. Er is in de voorliggende zaak niet sprake van een individuele opbouw zoals bij een individueel beleggingsproduct maar van een inleg in een fonds ten laste waarvan de uitkeringen gaan. De aanspraak is bovendien niet evenredig met de inleg. De premie is voor elke deelnemer gelijk en bij arbeidsongeschiktheid is zelfs sprake van premievrije opbouw.
Meer informatie: : Brief Fiscale moties en toezeggingen; afschrift reactie conclusie advocaat-generaal, 26 oktober 2016
Geef een reactie