Taxence vroeg mr. H.J. Noordenbos, belastingadviseur bij Deloitte, om een precommentaar op een belangrijk arrest over het lucratief belang.
Voor een samenvatting van de casus, zie ‘10%-criterium lucratief belang geldt ook bij vangnetbepaling’.
Belang van hefboomeffect
Met het arrest van 14 april 2023 geeft de Hoge Raad duidelijk aan dat het vierde lid van artikel 3.92b Wet IB 2001 niet als een wezenlijke uitbreiding moet worden gezien ten opzichte van lid 2, a, van het artikel. Een vermogensbestanddeel is pas vergelijkbaar met een aandeel ex artikel 3.92b, lid 2, letter a, Wet IB 2001, als er een hefboomeffect van meer dan 1 op 10 is. Niet voldoende is, zo oordeelt de Hoge Raad, dat de vermogensrechten de belastingplichtige de mogelijkheid bieden om met een beperkte investering een rendement te behalen dat in geen verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal en het te lopen risico.
Verwijzing naar Kamerstukken
Het oordeel van de Hoge Raad schept helderheid, omdat soms werd verwezen naar de opmerking van de staatssecretaris van Financiën in Kamerstukken II 2007/08, 31459, nr. 9, p. 10:
“Uit het voorgaande blijkt dat het bereik van de voorgestelde wetgeving beperkt is tot vermogensbestanddelen – waaronder aandelen – waaraan bepaalde bijzondere condities of voorwaarden zijn verbonden die (mede) dienen als beloning voor werkzaamheden van degene aan wie de vermogensbestanddelen zijn verstrekt, waarbij kenmerkend is dat rendementen kunnen worden behaald die door genoemde “hefboommechanismen” niet in verhouding staan tot het geïnvesteerde kapitaal, noch tot het feitelijk bij de investering gelopen risico.”
Onderdelen van kapitaal
De Hoge Raad geeft verder aanwijzingen aan het hof over de toepassing van het 10%-criterium, bij de uitleg van artikel 3.92b, lid 4, Wet IB 2001. Hierbij dient naast het geplaatste kapitaal ook rekening te worden gehouden met agio en informeel kapitaal. Ook een achtergestelde lening die in materiële zin fungeert als eigen vermogen kan mee tellen. Voorwaarde is dat de aandeelhouderslening voor de toepassing van de belastingwetgeving als informeel kapitaal is aan te merken.
Agiostorting, anders dan in geld
Verder merkt de Hoge Raad op dat bij een storting van agio anders dan in geld, de waarde in het economische verkeer van die storting van belang is voor de toepassing van het 10%-criterium. Indien het agio wordt gestort, door middel van verrekening met een vordering op de vennootschap, moet in beginsel worden uitgegaan van het nominale bedrag van de vordering op de vennootschap, ook in het geval de vennootschap betalingsproblemen heeft. De procedure wordt vervolgd, maar het oordeel van de Hoge Raad is al zeer bruikbaar voor de praktijk.
Wet: art. 3.92b, tweede en vierde lid Wet IB 2001
Bron: Hoge Raad 14 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:557, 20/04413
Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van mr. H.J. Noordenbos in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Geef een reactie