De NOB heeft commentaar gegeven op de Nota van wijziging bij het Belastingplan 2018 en het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.
Ook maakt de NOB enkele opmerkingen naar aanleiding van de schriftelijke antwoorden op vragen die zijn gesteld in het wetgevingsoverleg van 30 oktober 2017 over het pakket Belastingplan 2018.
De Orde is verheugd dat met de voorgenomen aanpassingen het verschil tussen het werkelijke rendement en het forfaitaire rendement wordt verkleind. De voorgestelde aanpassingen laten echter onverlet dat er een vrij grote groep belastingplichtigen blijft bestaan die geconfronteerd wordt/blijft met een belastingdruk van meer dan 100% op het daadwerkelijke rendement. De Orde vraagt naar een duidelijke einddatum van het huidige (interim)systeem alsmede naar de toezegging dat tegenbewijs mogelijk wordt, indien die einddatum onverhoopt niet wordt gerealiseerd.
De Orde constateert dat de eigenwoningregeling in korte tijd (opnieuw) ten nadele van de belastingplichtigen wordt gewijzigd. Volgens de Orde ontstaat een onevenwichtig beeld, waarbij de rechtszekerheid van belastingplichtigen wordt geschonden. De Orde wijst op de mogelijkheid, teneinde het evenwicht tussen aftrek van kosten en belastbaarheid van inkomsten in de eigenwoningregeling te herstellen, om voortaan het volledige inkomen uit eigen woning, zowel positief als negatief, te belasten tegen het (nieuwe) eerste schijftarief van (afgerond) 37%. Verder vraagt de Orde om verduidelijkingen op het punt van de verdeling van een huwelijksvermogensgemeenschap.
Bron: NOB, 8 november 2017
Meer informatie: NOB-commentaar belastingpakket 2018, 8 november 2017
Geef een reactie