Als alle activiteiten van een btw-ondernemer één geheel vormen, is voor de aftrek van voorbelasting van belang of dit totaalpakket een economische activiteit vormt. Is dat het geval, dan mag de fiscus de aftrek voorbelasting niet beperken indien sommige activiteiten niet economisch van aard zijn.
Dit kwam ook naar voren in een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant. In deze zaak beheerde en exploiteerde een lichaam een park met een beeldenbos en een theehuis. Daartoe verrichtte het lichaam diverse activiteiten. De Belastingdienst meende dat een deel van deze activiteiten niet economisch was, zodat de voorbelasting ten aanzien van deze activiteiten niet aftrekbaar was. Maar de rechtbank oordeelde dat de activiteiten die het lichaam had verricht in het kader van kunst, cultuur en de openstelling, het herstel, de instandhouding en het onderhoud van het park één geheel vormden. Dit totaalpakket aan activiteiten was gericht op het trekken van zoveel mogelijk bezoekers om daarmee de benodigde inkomsten te genereren. Volgens de rechtbank had de exploitatie van het park een overwegend commercieel karakter. Hier was geen sprake van niet-economische activiteiten.
Wet: artikel 15, eerste lid Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 november 2016 (gepubliceerd 10 januari 2017), ECLI:NL:RBZWB:2016:8008
Geef een reactie