Of het in 2009 aangepaste artikel 3.136 Wet IB aan haar doel beantwoordt staat al lange tijd ter discussie, maar de hoogste rechter heeft zich daar nog niet over uitgesproken. In verband met een opgelegde conserverende aanslag voor pensioen- en lijfrenteaanspraken legt Rechtbank Zeeland-West-Brabant daarom prejudiciële vragen voor aan de Hoge Raad.
In deze zaak ontving een Nederlandse dga in verband met zijn emigratie naar Frankrijk een conserverende aanslag IB/PVV van € 276.893 voor het jaar 2014. Deze had betrekking op tot 2009 opgebouwde pensioen aanspraken (peb) en lijfrenteaanspraken op basis van een lijfrenteovereenkomst die in 1997 was gesloten. Volgens de dga was de conserverende aanslag ten onrechte opgelegd, omdat dit in strijd was met de goede verdragstrouw. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is niet zonder meer duidelijk of de reparatiewetgeving (o.a. in artikel 3.136 Wet IB 2001) naar aanleiding van de 2009-arresten, wel aan haar doel beantwoordt. De aanpassing door de reparatie betekent in de kern dat als bij emigratie heffing over de waarde in het economische verkeer door een regeling ter voorkoming van dubbele belasting niet mogelijk is, Nederland heft over de bedragen waarvoor eerder een belastingfaciliteit is genoten. Wellicht kan worden betoogd dat de reparatiewetgeving ertoe leidt dat Nederland met betrekking tot de lijfrenteaanspraken heffingsrechten terughaalt die ze eerder niet (meer) had. De rechtbank legt daarom de Hoge Raad de vraag voor of het in de heffing betrekken van negatieve uitgaven bij emigratie ter zake van een lijfrenteaanspraak door middel van een conserverende aanslag, in strijd is met de goede trouw die men in acht moet nemen bij de uitlegging en toepassing van het Verdrag Nederland-Frankrijk. Ook ten aanzien van de heffing over de pensioenaanspraken legt de rechtbank een vergelijkbare prejudiciële vraag voor en houdt iedere verdere beslissing aan.
Wet: artikelen 2.8, 3.83, 3.136 en 3.137 Wet IB 2001, artikel 25 Invorderingswet 1990, artikel 18 en 22 belastingverdrag Nederland – Frankrijk
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 maart 2017 (gepubliceerd op 10 maart 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1464
Geef een reactie