Dat iemand in zijn IB-aangifte zelf aangeeft binnenlands belastingplichtig te zijn en bij de gemeente is ingeschreven, wil nog niet zeggen dat sprake is van een fiscale woonplaats in Nederland. Voor het bestaan van binnenlands belastingplicht moeten alle omstandigheden erop wijzen dat er een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland.
Een Nederlandse man had in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2010 aangegeven dat hij vanaf 14 december 2010 inwoner was van Thailand. Ook had hij een te conserveren inkomen in verband met opgebouwde pensioenaanspraken aangegeven van € 710.466. De inspecteur legde aan de man een aanslag op conform de ingediende aangifte. De man stelde dat hij al vóór 2010 was opgehouden in Nederland binnenlands belastingplichtige te zijn en dat de genoemde bepalingen van de Wet IB 2001 in strijd zijn met het Verdrag dan wel de goede verdragstrouw. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vond het op grond van de feiten en omstandigheden niet aannemelijk dat de man in het jaar 2010 nog een duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland. Hij verbleef sinds 2008 nagenoeg permanent in Thailand, waar hij een bungalow had laten bouwen. Hij had geen eigen woning in Nederland ter beschikking en had geen contacten van persoonlijke aard, anders dan de jaarlijkse bezoekjes van enkele dagen aan zijn moeder. Verder was de man tot december 2010 ingeschreven bij de gemeente om te voorkomen dat zijn Nederlandse zorgverzekering zou eindigen. De rechter vond dit irrelevant. De man was niet in 2010, maar eerder, opgehouden binnenlands belastingplichtig te zijn. Om die reden was het opleggen van de conserverende aanslag over dat jaar niet mogelijk.
Wet: artikel 2.1 Wet IB 2001 en artikel 4 AWR
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 juni 2017 (gepubliceerd 20 juli 2017), ECLI:NL:RBZWB:2017:3697
Geef een reactie