De inspecteur kan een afspraak maken met een belastingplichtige op basis waarvan hij een conserverende navorderingsaanslag mag opleggen die niet voldoet aan de voorwaarden voor navordering. Volgens Hof Den Bosch kon de inspecteur in de volgende zaak niet aannemelijk maken dat dit het geval was.
In 2008 kreeg een erfgenaam een aanslag successierecht en een conserverende aanslag van een paar miljoen euro opgelegd. Drie jaar later volgde een conserverende navorderingsaanslag. Omdat de navorderingstermijn van vijf jaar was verstreken, was in deze navorderingsaanslag uitsluitend de belaste geconserveerde waarde begrepen. Tot de nalatenschap behoorden alle aandelen in een B.V die een vordering had op een andere B.V. De inspecteur merkte de vordering aan als beleggingsvermogen. Het hof was het met belanghebbende eens dat de conserverende navorderingsaanslag niet voldeed aan de AWR-voorwaarden. De inspecteur beriep zich op een afspraak die hij met belanghebbende had gemaakt tijdens een eerdere zitting. Bij het maken van die afspraak was de termijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag al verstreken en de toepassing van de verlengde navorderingstermijn niet aan de orde geweest. Een redelijke uitleg van de afspraak leidde er toe dat een vermindering van de aanslag gepaard ging met een verhoging van de conserverende aanslag, omdat deze communicerende vaten zijn. Het hof besliste echter dat de inspecteur zich al ten tijde van het maken van de afspraak had moeten realiseren dat de aanslag en de conserverende aanslag onlosmakelijk met elkaar waren verbonden. Ook had de inspecteur destijds de conserverende aanslag lager vastgesteld dan voortvloeide uit de aangifte, ondanks dat hij wist dat belanghebbende van mening was dat het gehele vermogen onder de bedrijfsopvolgingsfaciliteit viel.
Wet: artikel 16, derde lid AWR
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 oktober 2016, (gepubliceerd op 21 februari 2017), ECLI:NL:GHSHE:2016:4602
Geef een reactie