Belastingbesparing bereikt met vervreemding en verkrijging van aandelen in een onroerendezaaklichaam is het resultaat van de vrijheid die elke belastingplichtige heeft om ter bereiking van een reëel en zakelijk doel de voor hem fiscaal minst belastende wijze te kiezen.
Een bv wilde de resterende aandelen overnemen van een zogenaamde onroerend goed vennootschap. Hierdoor was bij de rechtstreekse overdracht van de aandelen in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd over de onderliggende onroerend goed waarde. Volgens Hof Den Bosch is de vervreemding van aandelen in een vennootschap wier bezittingen in mindere mate dan hoofdzakelijk (hebben) bestaan uit die onroerende zaken, niet aan de heffing van overdrachtsbelasting onderworpen. De verkrijging van de aandelen in die vennootschap, na vervreemding door haar moedervennootschap, wier aandelen wél als fictieve onroerende zaken bestaan kwalificeert dan ook niet als een vorm van belastingbesparing die strijdig is met doel en strekking van de bepalingen in de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). De wetgever beoogde volgens het hof met de desbetreffende wetsartikelen niet meer dan te voorkomen dat door middel van het tussenschuiven van lichamen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Van een dergelijke situatie is in het wettelijke systeem anno 2005 sprake indien, onder meer, de bezittingen van het tussengeschoven lichaam in de bedoelde referentieperiode hoofdzakelijk (hebben) bestaan uit in Nederland gelegen onroerende zaken.
Wet: artikel 4 en artikel 10 Wet op belastingen van rechtsverkeer
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 september 2015 (gepubliceerd 1 oktober 2015), ECLI:NL:GHSHE:2015:3623
Geef een reactie