Het is voor de toepassing van het btw-nultarief van belang dat de leverancier alles binnen zijn macht doet om er zeker van te zijn dat hij bij uitvoer van goederen met een btw-ondernemer heeft te maken. De controle van het btw-identificatienummer van de afnemer kan doorslaggevend zijn. Dit is bevestigd in een zaak voor Rechtbank Breda.
Uitvoer binnen de EU
Als een btw-ondernemer goederen uitvoert naar landen zowel binnen als de buiten de Europese Unie kan hij in beginsel het btw-nultarief toepassen. De voorbelasting op deze goederen is aftrekbaar, zodat de goederen Nederland belastingvrij kunnen verlaten. Men moet in het geval van zo’n intracommunautaire levering wel aan de volgende voorwaarden voldoen:
- de leverancier moet aangeven dat sprake is van een intracommunautaire levering;
- de leverancier moet beschikken over het (geverifieerde) btw-identificatienummer van de afnemer en moet dit vermelden op zijn verkoopfactuur;
- de leverancier moet kunnen aantonen aan de hand van bijvoorbeeld vervoersbewijzen dat de goederen daadwerkelijk buiten Nederland zijn vervoerd;
- de leverancier moet door middel van eigen boeken en bescheiden kunnen aantonen dat de goederen naar een andere EU-lidstaat zijn vervoerd;
- de afnemer moet een btw-ondernemer zijn; en
- de afnemer moet een intracommunautaire verwerving aangeven in de EU-lidstaat waar de goederen naartoe gaan.
Bewijs: boeken en bescheiden
In de Wet Omzetbelasting is niet duidelijk opgenomen welke documenten de leverancier als bewijs voor toepassing van het nultarief kan leveren. Uit rechtspraak valt wel af te leiden welke combinatie van documenten als bewijsmateriaal kunnen dienen. Een combinatie van boeken en bescheiden kan zijn:
- de verkoopfactuur van een nota van de vervoerder;
- vrachtbrief (CMR Cargoletter) door de afnemer voor ontvangst getekend;
- airway bills;
- correspondentie met de buitenlandse afnemer;
- een betaling uit het buitenland.
Verder moet de ondernemer die een intracommunautaire levering verricht, op de uitgereikte factuur niet alleen het eigen btw-identificatienummer vermelden, maar ook dat van de afnemer. Nu de bewijslast voor het toepassen van het nultarief op de leverancier rust, doet hij er goed aan zich zo veel mogelijk in te dekken tegen het vermelden van een onjuist btw-nummer van zijn afnemer.
Controle
Elke btw-ondernemer heeft een btw-identificatienummer. Het btw-identificatienummer bestaat uit de landcode en het fiscale nummer van de ondernemer. Het nummer bestaat altijd uit veertien posities, letters en cijfers. Als het fiscale nummer van de ondernemer uit minder cijfers bestaat, wordt het voorafgegaan door een of meer nullen. De punten vervallen. Ondernemers kunnen het btw-identificatienummer sinds kort eenvoudig controleren op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/vieshome.do. Via deze site is voor de meeste lidstaten alleen te controleren of een bepaald btw-identificatienummer in die lidstaat is toegekend. Alleen bij enkele lidstaten geeft het systeem aan welke naam en adres bij het btw-nummer hoort. De ondernemer krijgt bij elke verificatie een bevestigingsmail.
Incorrect btw-nummer
Als de ondernemer geen btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur vermeldt, is er in beginsel geen sprake van een intracommunautaire levering. De levering is in dat geval gewoon belast met het binnenlands btw-tarief. De aanwezigheid van een correct btw-nummer is een vereiste om het 0%-tarief te mogen toepassen bij intracommunautaire leveringen. Beschikt de leverancier niet over het juiste btw-nummer, dan kan de fiscus de toepassing van het nultarief weigeren en overgaan tot naheffing.
Uitvoer aantonen
Als de ondernemer de uitvoer niet kan aantonen, is hij alsnog btw verschuldigd. De leverancier kan de btw die hij alsnog is verschuldigd, nafactureren aan zijn afnemer. Als dat niet meer mogelijk is omdat de afnemer bijvoorbeeld failliet is, behoort de Belastingdienst de tot dan toe ontvangen vergoeding te beschouwen als een bedrag inclusief btw. Dat komt in het uiterste geval neer op een naheffing over de niet aangetoonde uitvoer van 21%/121% (effectief 17,35%) in plaats van 21%. In de meeste gevallen wordt over een dergelijke naheffing 25% boete opgelegd. Deze boete kan in sommige gevallen ook hoger zijn. Er wordt in beginsel altijd heffingsrente in rekening gebracht.
Afhaaltransactie
In de zaak bij Rechtbank Breda had een veehouder die zich ook bezighield met handel in landbouwwerktuigen het btw-nultarief toegepast bij een levering aan een Belgische firma. Hij bracht de werktuigen steeds naar de grens en rekende daar contant af met een man die volgens hem de vertegenwoordiger was van die Belgische firma. De Belgische firma zou echter geen zaken hebben gedaan met de veehouder en gaf aan de vertegenwoordiger in kwestie niet te kennen. De inspecteur weigerde daarom de toepassing van het nultarief en legde een naheffingsaanslag op aan de veehouder. De rechter oordeelde dat de veehouder erop mocht vertrouwen dat de firma de feitelijke afnemer van de landbouwwerktuigen was. Dit bleek onder meer uit het feit dat de veehouder het identiteitsbewijs van de vertegenwoordiger had opgevraagd en het btw-identificatienummer van de firma had gecontroleerd. Volgens de rechtbank deed het er niet toe dat de Nederlandse bedrijven waar hij de landbouwwerktuigen had ingekocht betrokken waren in een belastingfraude. De veehouder mocht dus het nultarief toepassen. De rechter vernietigde de naheffingsaanslag.
Wet: artikel 9, lid 2, onderdeel b, Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Breda, 30 augustus 2012 (gepubliceerd 26 oktober 2012), LJN: BY1421
Geef een reactie