Het uitreiken van een creditfactuur wil nog niet zeggen dat sprake is van een vermindering van een vergoeding op grond waarvan recht bestaat op btw-teruggaaf. Dit heeft Rechtbank Arnhem beslist.
Op het moment dat een vergoeding voor een geleverde dienst of goed niet is of niet zal worden ontvangen kan de ondernemer verzoeken om teruggaaf van de gefactureerde omzetbelasting. De ondernemer die hierom verzoekt moet dit wel aannemelijk kunnen maken. Er moet in ieder geval sprake zijn van een onvoorwaardelijke kwijtschelding en de koopovereenkomst moet zijn beëindigd of ontbonden. In een zaak voor Rechtbank Arnhem reikte een ondernemer een creditfactuur uit, terwijl geen afspraken waren gemaakt over de verlaging van de vergoeding. De afnemer weigerde de creditfactuur, wat aangaf dat de vergoeding niet was verminderd, zo stelde de rechter. Een civiele rechter had bovendien nog niet vastgesteld of en door wie de overeenkomst was opgezegd, waardoor deze nog steeds bestond. Volgens de rechter had de creditfactuur dus geen feitelijke werking. Daarbij speelde ook een rol dat de eigenaar van de afnemende onderneming een vermogende ondernemer was, die niet wilde dat de onderneming failliet ging. De rechtbank oordeelde op grond van deze feiten en omstandigheden dat de afnemer op een later moment in staat zou zijn de resterende vergoeding te betalen. De fiscus had het verzoek tot btw-teruggaaf terecht afgewezen.
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 12 april 2012, (gepubliceerd 19 april 2012), LJN: BW3327
Geef een reactie